gloeiende plaat en soms vindt men het resultaat van hun arbeid door elkaar ge
smeten en half vergaan in de hoek van een kelder terug.
Doordat men de bestaande situatie als een gegeven grootheid accepteerde, kon het
gebeuren dat de lust naar méér werd gewekt, met als gevolg dat na 1918 de gemeen
tearchieven systematisch van hun belangrijkste stukken werden beroofd. En men
vond er ook de juridische argumentatie voor om deze verminkingen te rechtvaardi
gen. Ten aanzien van de rechterlijke archieven was de visie van Fruin als volgt'
Men mag de gemeentebesturen niet als de rechtsopvolgers van de stads- en dorps
besturen van vóór 1795 beschouwen, want laatstgenoemde besturen oefenden zowel
de Politie als de Justitie uit. Hieruit volgt, dat de huidige gemeentebesturen slechts
rechtsopvolgers zijn voor wat betreft de Politie, terwijl de Justitie een rijkstaak is
geworden-'. Of hieruit dan tevens volgt, dat de archieven van de schepenbanken in
een rijksarchief thuishoren, is althans voor mij niet zo vanzelfsprekend. Ik kan me
zelfs met aan de indruk onttrekken dat Fruin, hoewel mede-auteur, bijzonder weinig
van zijn eigen Handleiding heeft begrepen.
Bovendien, wat zijn rechterlijke archieven? Uitgaande van het feit, dat oudtijds in
de steden de afbakening tussen Justitie en Politie niet zo strikt was als Fruin kenne
lijk aanneemt, is men geneigd te veronderstellen dat er geen principieel onderscheid
zal hebben bestaan tussen: 'Is gekeurd dat niemand zal hekelen bij de kaars' en 'Is
gekeurd dat Jan Jansz zijn rechterhand zal verliezen wegens het stelen van een
roomkaas'. De oudste keurboeken zijn derhalve niet minder 'rechterlijk' dan de
latere vonnisboeken. Het kon dan ook niet anders, of er werd nogal vreemd ge
schutterd met het begrip rechterlijk archief. In Alkmaar b.v. zijn twee registers van
ordonnanties, die weliswaar voornamelijk de rechtspraak betreffen, maar die door
burgemeesters, schepenen en raden zijn vastgesteld, als rechterlijk archief be
schouwd^. In Kampen daarentegen heeft men de z.g. Oudste Foliant, die o.m. een
groot aantal 14e eeuwse schepenakten bevat, gelukkig over het hoofd gezien. De
vraag: 'wat zijn rechterlijke archieven' werd voorts in de praktijk nogal vrijmoedig
geïnterpreteerd, hetgeen o.m. blijkt uit een proces-verbaal van 19 oktober 1883,
waarbij 'registers en bescheiden, behoorende tot de oud-rechterlijke archieven', door
de archivaris van Noord-Holland van de gemeente Alkmaar werden overgenomen.
Behalve stukken van de schepenbank werden tevens rekeningen en blaffaarden van
de 40e en 80e penning, alsmede het gehele weeskamerarchief overgeheveld. Ergo
ver vóór de Archiefwet daartoe de bevoegdheid gaf.
Ten aanzien van de weeskamerarchieven lag de zaak als volgt;: In 1811 werden de
weeskamers opgeheven en hun archieven moesten worden opgezonden naar de grif
fies der nieuwingestelde gerechten. Dit gebeurde vrijwel nergens en de weesmeesters
bleven de bij hen in administratie zijnde boedels beheren. Bij de wet van 5 maart
1852 (S. 45) werden de wees- en momboirkamers opnieuw opgeheven en vervangen
door een algemene commissie van liquidatie. Bij de wet van 14 november 1879
(S. 197) werd ook deze commissie opgeheven en art. 9 van genoemde wet bepaalde,
dat de weeskamerarchieven zouden worden teruggegeven aan de gemeenten, die er-
27 Ibidem 1927/28 bl. 162.
28 R.A. Alkmaar nrs. 1 en 2. Zie Versl. R.O.A. 1927, bl. 491.
[116]
om vroegen. Zo niet, dan kwamen ze ter beschikking van de Minister van Financiën.
Het gevolg was, dat alleen al in Noord-Holland dertien gemeenten hun archief niet
terugvroegen29, waarna het ter beschikking van de provinciale archivaris kwam.
De plicht tot overbrenging dezer archieven naar de rijksarchiefbewaarplaats bestaat
eerst sedert de wijziging van de Archiefwet van 1928. Oorspronkelijk luidde
art. 19 van de Archiefwet van 17 juni 1918 (S. 378) als volgt: 'Aan ge
meenten, welke daartoe tot Onzen Minister van Binnenlandsche Zaken het verzoek
richten, kunnen de oude rechterlijke archieven, welke dagteekenen van vóór de
invoering der Fransche wetgeving, in bewaring worden teruggegeven. De voorwaar
den, waaronder aan een dergelijk verzoek gevolg kan worden gegeven worden door
Ons geregeld De voorgestelde wijziging luidde: 'De archieven van de voormalige
wees- en momboirkamers worden naar de Rijksarchiefbewaarplaatsen overgebracht
volgens regelen bij algemeenen maatregel van bestuur te stellen.
Wij behouden Ons voor om bij algemeenen maatregel van bestuur te gelasten, dat
ook andere in de gemeentelijke archiefbewaarplaatsen berustende bescheiden, mits
niet dagteekenende van na 1813, naar de Rijksarchiefbewaarplaatsen zullen worden
overgebracht.
Aan gemeenten, welke daartoeenz.30'.
Uiteraard was de voorgestelde wetswijziging niet naar de zin van sommige gemeen
tearchivarissen. De Rotterdamse archivaris Wiersum gewaagde zelfs van een 'ver
bluffend wetsvoorstel'31. Hij wees erop, dat de weeskamerarchieven in 1879 waren
teruggegeven en dat de gemeenten vaak kosten hadden gemaakt om ze te verzorgen
en te inventariseren. Het gestelde in de Memorie van Toelichting ('Het gevolg van
al deze voorschriften is, dat de archieven der wees- en momboirkamers te zeer ver
spreid zijn en dikwijls niet behoorlijk verzorgd worden, zoodat vereeniging ge-
wenscht is') noemde hij een grote onbillijkheid ten opzichte van de gemeenten, die
wél goed voor hun archieven zorgden en die thans hun eigen stukken 'in bewaring'
zouden krijgen. Door deze bewaargevingen zou tevens de door het wetsvoorstel
'gewenschte vereeniging' niet tot stand komen.
Het antwoord van Fruin was bestraffend. Als er iets 'verbluffend' was, dan was
het wel de moed van de heer Wiersum om zoiets neer te schrijven, terwijl hij uit de
Verslagen omtrent 's Rijks Oude Archieven kon weten dat het wetsvoorstel een
uitvloeisel was van het behandelde in de vergadering van rijksarchivarissen van 12
juni 1923. Voorts bevonden de weeskamerarchieven ingevolge de voorschriften, ver
vat in het K.B. van 1 april 1835 en de wetten van 5 maart 1852 en 14 november 1879,
zich soms in verschillende bewaarplaatsen of in één bewaarplaats krachtens ver
schillende titels. 'Daaraan zal het wetsvoorstel, zoo het wordt aangenomen, zeker
een einde maken'. En wat de bewaargeving betreft, hetzelfde gebeurde immers t.a.v.
de rechterlijke en notariële archieven en de doop-, trouw- en begraafboeken? 'Reeds
de elegantia juris vordert dat voor de weeskamerarchieven, die door velen tot de
rechterlijke archieven gerekend worden, dezelfde regeling wordt getroffen, als voor
29 Versl. R.O.A. 1880, bl. 30.
39 N.A.B. 1927/28 bl. 19.
31 Ibidem bl. 38.
[117]