nooit tevoren het geval was geweest; doch in ruil moest zij uitdrukkelijk de vooraf
gaande afhouding van de soldijuitkeringen door de provinciale Staten zelf erkennen
ten aanzien van de troepen die op hunne respektieve grondgebieden gestationneerd
waren; na aftrek daarvan moesten de eventuele saldi sindsdien hoewel formeel
nog altijd aan de ontvanger-generaal van Financiën in werkelijkheid rechtstreeks
in handen van de centrale tesaurier van Oorlog afgedragen worden 10 door middel
van assignaties. In bepaalde gewesten als Vlaanderen en Brabant, moest Financiën
sedert de Opstand overigens het medebeheer van de Staten gedogen; zelfs de bede
rekeningen werden er overhoord door een komitee bestaande uit meerdere vertegen
woordigers van de Staten en één van de landsheer en niet meer door de vorstelijke
Rekenkamers n.
De gewone inkomsten uit de kroondomeinen en de beden volstonden niet om de
uitgaven, die door de oorlog met het Noorden zoveel zwaarder doorwogen, vol
ledig te dekken. Tot de buitengewone bronnen die de regering derhalve moest aan
boren, behoorden de geldzendingen uit Spanje. In een streven naar de eenheid van
beheer inzake de financiën en domeinen, poogde de Financiënraad zijn gezag tot
de Spaanse geldprovisies uit te breiden12. Doch in dezen zag de Raad van Financiën
zich door een Spaanse administratie het gras voor de voeten weggemaaid. Formele
schenkingen aan de Nederlanden ('Deniers venans des coffres du Roy') waren uit
zonderlijk13. In augustus 1595 had Filips II daarom een aparte Junta de Hazienda
opgericht; zij bestond alleen uit door de koning benoemde Spanjaarden en zij had
het exklusieve beheer over de geldprovisies uit Spanje. Deze fondsen waren slechts
voor de oorlogsvoering bestemd, in beginsel zelfs enkel voor de Spaanse troepen
10 Memorandum van Staten-Generaal, 14 okt. 1600, met apostillen van de Aartsherto
gen, 31 okt. 1600 (L. P. GACHARD, Actes des Etats Généraux de 1600, Brussel, 1849,
blz. 681-690). De tesaurier van Oorlog stond in voor de uitbetalingen van de soldijen.
Cfr. J. F1NOT, lnv. somm. des Archives Départ. antérieures a 1790. Nord. Archives
civiles, série B: Chambre des Comptes a Lille, dl. 8, Rijsel, 1895, blz. XI-XII.
11 Gecit. aanvaardingsakte van bede, 26 mrt. 1591; Ingelbert Verreycken en Servaas van
Steelandt ['commis pour oyr les comptes du receveur general des aydes de Flandres Loys
Boddens'] aan Raad van Financiën, 9 jan. 1595 (ARB.. Raad van Financiën, nr. 44,
f. 10-14); memorandum van Desmarez [rekenmeester in Rekenkamer van Gelderland],
30 juli 1605 (ibid., nr. 477, z.f.); L. P. GACHARD, lnventaire des archives des chambres
des Comptes, dl. 3, Brussel, 1852, blz. IV-V1; J. DHONDT, Bijdrage tot de kennis van
het financiewezen der Staten van Vlaanderen, Nederl. Historiebladen, 1940-41, dl. 3,
blz. 154-155.
12 Cfr. Farnese aan Filips II, 15 nov. 1580 (ARB., Audiëntie, nr. 185, f. 208); A. L. P.
DE ROBAUX DE SOUMOY, Mémoires de Frédéric Perrenot, sieur de Champagney,
1573-1590 (Verz. Mémoires reiatifs a l'histoire de Belgique, 1ste reeks, nr. 6), Brussel,
1860, blz. 273 en 291-93.
13 Cfr. rekeningen van algemene ontvanger van Financiën, 1598-1609 (ARCHIVES
DEPARTEMENTALES DU NORD. RIISEL, Chambre des Comptes. Recette générale
des Finances, nrs. B 2770, B 2776, B 2782, B 2788, B 2794. B 2800, B 2806, B 2812,
B 2824, B 2830 en B 2836).
[176]
en niet voor de nationale14. Ondanks de 'soevereiniteit' van de Nederlanden zette
die junta haar opdracht naast Albert en Isabella voort; zij was alleen aan de
Spaanse vorst Filips III verantwoordelijkheid verschuldigd.
Waar de Financiënraad de, materiële belangen van de landsheren behartigde, be
woog de Privé-raad zich op het domein van wat toen 'grace, justice et police'
heette15.
Dit laatste is vooralsnog ten onrechte louter als 'politie'-bevoegdheid geïnterpre
teerd15. Zowel de jure als de facto dekte het begrip de ediktale kompetentie en de
verdediging van de vorstelijke hoogheidsrechten17. De voorbereiding en uitvaardi
ging van een vorstelijke wet door deze instelling betekende echter niet noodzakelijk,
dat de Geheime Raad er zelf het initiatief toe genomen had. Het advies kon inder
daad van één der andere Kollaterale Raden uitgegaan zijn en zelfs gewoon van par-
tikuliere raadgevers van het regeringshoofd ls. Het kwam er dan voor de Privé-raad
enkel op aan de beslissing van de Aartshertogen te verwoorden in rechtstermen.
Het plakkaat van 16 november 1599 bvb., dat o.m. de uitgifte van de 'nieuwe
nederlandsche gulden' dekreteerde met pariteit aan de rekengulden 19, volgde na
een uitvoerige enquête door de Financiënraad bij de muntmeesters en de Reken
kamers20. In maart 1603 moest de Geheime Raad een plakkaat opstellen dat het
14 'La instrución para lo de la Hazienda', 21 (22?) aug. 1595 (AGS., Secr. Prov., legajo
2580, f. 50-51). De betaling 'por via de Finangas' ('par voye des Finances') stond tegen
over deze 'por via de Hacienda' ('par voye de l'Exercito'). Over deze laatste 'weg', zie
G. PARKER, The Army of Flanders and the Spanish Road, 1567-1659. The Logistics
of Spanish Victory and Defeat in the Low Countries' Wars (Uitg. Cambridge Studies in
Early Modern History, o.l.v. J. H. ELIOTT en H. G. KOENIGSBERGER), Cambridge,
1972, passim.
15 Art. 13-22 van de algemene instruktie voor de kardinaal-infant Don Ferdinand, 10
okt. 1632 (ARB.. Audiëntie, r. 1224, f. 43-48v°).
16 Cfr. P. ALEXANDRE, Histoire du Conseil Privé dans les anciens Pays-Bas (Uitg.
Académie Royale de Belgique. Mémoires couronnés et autres mémoires. Reeks in-8°,
nr. 52), Brussel, 1894-95, blz. 283 e.vv.; E. I. STRUBBE, Staatsinrichting Alg.
Gesch. Ned., dl. 5, blz. 139; J. LEFEVRE, Instellingen in de Zuidelijke Nederlanden on
der Spaans en Oost. bewind Alg. Gesch. Ned., dl. 7, 1954, blz. 210.
17 Art. 13-22 van de gecit. instruktie voor de kard.-infant, 10 okt. 1632 loc.citVgl.
het Engelse woord 'policy'.
18 Cfr. Baltazar de Zuniga [ambassadeur van Filips III bij Albert en Isabella] aan
Filips III, 22 nov. 1602 (AGS., Estado. Flandes, leg. 620, z.f.); Juan de Gauna [handels
expert van de Aartshertogen] aan Filips III, 1 februari 1603 (ibid., leg. 622, f. 188-189).
Vgl. plakkaat, 5 april 1603 (V. BRANTS, Recueil des ordonnances des Pays-Bas. Règne
d'Alhert et Isabelle 1598-1621, dl. 1, Brussel, 1909, blz. 203-10).
19 V. BRANTS, Les ordonnances monétaires du XVlle siècle, 1598-1700, Brussel, 1914,
blz. 2-7.
20 Raad van Fin. aan Albert, 12 dec. 1598 (ARB., Audiëntie, nr. 620, f. 213); Albert
aan Raad van Fin., 1 jan. 1599 (ibid., nr. 621, f. 7); Raad van Fin. aan Albert, 17 aug.
1599 (ARB., Raad van Fin., nr. 168, z.f.).
[177]