De besluitvorming in de regering
van de Katolieke Nederlanden rond I6001
Na het uiteenvallen van het gemeenschappelijk vaderland der Nederlanden, was
de 'reconquista' van de opstandige gewesten voor de regering in de Katolieke
Nederlanden de alles overtreffende doelstelling geworden. Op het eind van zijn
leven zag koning Filips II de ontoereikenheid van het gevolgde beleid in. Om de
kansen op hereniging te vergroten, besloot hij de Nederlanden en het graafschap
Boergondië de 'onafhankelijkheid' te verlenen en hen af te staan aan zijn dochter
Isabella; hij besliste haar meteen uit te huwelijken aan Albert, Aartshertog van
Oostenrijk en tot dan toe zijn landvoogd te Brussel2.
De bestaande regeringsraden ondergingen formeel geen wijzigingen ingevolge de
Afstand der Nederlanden (1598). De soevereine Aartshertogen, Albert en Isabella,
behielden de Raad van State, de Geheime en de Financiënraad 'a latere principis';
waarschijnlijk werden zij daarom toen al Kollaterale Raden genoemd». De bedoe
ling van deze bijdrage is na te gaan, in hoever in de werkelijkheid de wil van de
Aartshertogen door deze organen voorbereid werd en in hoever de besluitvorming
toen wat het Zuiden betreft, een goed decennium na de Opstand bij de
centrale regering lag.
De bevoegdheden van de Kollaterale Raden stonden niet vast, noch waren zij
1 Uitgewerkte tekst van een voordracht gehouden op de Brabantse Archivarissendag,
1972 (Steenbergen, Ndl., 15 sept.; zie Ned. Archievenblad, 1972, blz. 279-283). T.z.t. zal
deze materie deel uitmaken van een uitgebreide publikatie over de Kollaterale Raden in
de Katolieke Nederlanden van 1579 tot 1609 (in de reeks Verhand, uitg. dr. de Kon. VI.
Acad. vr. Lett, en Sch. Kunsten v. Belg. KL der Lett.) Gebruikte afkortingen: ALGE
MEEN RIJKSARCHIEF. BRUSSEL ARB.; ARCHIVO GENERAL. SIMANCAS
AGS.; RIJKSARCHIEF. GENT RAG.; Geheime Raad, Oostenrijkse tijd Oost. geh.
R Geheime Raad. Spaanse tijd Sp. Gelt. R.: Secretaria de Estado. Negociación de
Flandes Estado. Flandes; Secretarias Provinciates. Consejo Supremo de Flandes y
Borgona Secr. Prov.; Raad van Vlaanderen RvVl.; Rekenkamer Rk.
2 L. VAN DER ESSEN. Politieke geschiedenis van het Zuiden Algemene Ge
schiedenis der Nederlanden, dl. 5, 1952, blz. 271-72.
3 Memorandum over de regering der Nederlanden, z.d. [ca. 1630] (ARCHIVO HISTO-
RICO NACIONAL. MADRID, Estado. Flandes. Siglo XVII, libro 976, z.f.). De in-
strukties voor de Kardinaal-Infant Don Ferdinand (1632) hebben het herhaaldelijk over
'los Consejos Colaterales'. Zie ARB., Audiëntie, nr. 1224, f. 235-250.
[174]
duidelijk afgebakend. In feite werd hun optreden deels door de traditie bepaald
en deels volgens de noden van het ogenblik geïmproviseerd 4. Met hun langere tra
ditie hadden de Financiënraad en de Privé-raad dan ook hun onderscheiden be-
voegdheidsgebieden beter kunnen stabiliseren dan de Raad van State.
De eerstgenoemde beheerde de vorstelijke 'demeines et finances'5. De inkomsten en
de uitgaven ervan waren evenwel in belangrijke mate geregionaliseerd. Van de ge-
inde bedragen spendeerden de lokale ontvangers immers al een groot gedeelte ter
plaatse zelf: met name aan administratiekosten, betalingen van renten, wedden e.a.
uitgaven, deels ex officio en deels op bevel van de Raad van Financiën". Slechts de
eventuele boni werden door de betrokken ontvangers aan de centrale ontvanger
van Financiën ('le receveur general des Finances') overgemaakt7. De regionalisering
was het verst doorgedreven inzake de beden, vanaf 1601 absoluut en relatief de
belangrijkste bron van inkomsten voor de landsheren8. Niet enkel voor de toe
kenning ervan diende Financiën zich tot de gewestelijke standenvertegenwoordigin
gen te wenden; maar bovendien moest hij hun snellere opeenvolging sedert ca. 1590
bekopen met een grotere mate van inspraak vanwege de Staten over het aanwenden
van de toegestane fondsen 9. In 1600 kon de regering van de Staten-Generaal welis
waar de toezegging verkrijgen van een zó hoge overigens vaste bede als nog
4 E. I. STRUBBE, Staatsinrichting..., Alg. Gesch. Ned., dl. 4, 1952, blz. 133;
H. DE SCHEPPER, De centrale regering in de Nederlanden van de Bourgondiërs tot de
Oostenrijkers, 1384-1794, I. Historische Documentatie, 1961, 5de jg., blz. 377; M.
BAELDE, De Collaterale Raden onder Karei V en Filips II, 1531-1578. Bijdrage tot de
geschiedenis van de centrale instellingen in de zestiende eeuw (Uitg. Kon. VI. Acad. Ver
handelingen. Jg. 27, nr. 60), Brussel, 1965, blz. 131.
5 J. en PI. LEFEVRE, Inventaire des archives du Conseil des Finances, Gembloers,
1938, blz. 14-16; M. BAELDE, op. cit., blz. 48-56.
6 Bvb. rekeningen van licentrechten te Antwerpen, 1587-1608 (ARB.. Rk., reg. 23.561-
23.578, passim).
7 Bvb. 'Estat du domaine de Leurs Altezes Serenissimes sur les comptes des années
finies aux derniers de septembre 1596, 1597 et 1598...' (ARB., Raad van Financiën,
nr. 69); 'Restatz deuz par les receveurs des demeines du duché de Luxembourgh jus-
ques le dernier de septembre 1597' (ibid., nr. 556). Cfr. D. GHERET.Le produit des licen-
tes et autres impóts sur Ie commerce extérieur dans les Pays-Bas espagnols, 1585-1621
Acta historica Bruxellensia. Recherches sur l'histoire des finances publiques en Belgique,
dl. 2, 1970, blz. 93-94. Vgl. A. VAN NIEUWENHUYSEN, La comptabilité d'un receveur
de Philippe Ie Hardi, Hommage au professeur Paul Bonenfant, Brussel, 1965, blz. 409.
8 Het saldo van de beden in de algemene ontvangsten van Financiën steeg van 25% in
1600 naar meer dan 80 in 1608. Cfr. grafieken I en II bij D. GHERET, op cit., blz.
112-113.
Bvb. aanvaardingsakte van bede in Vlaanderen, 26 mrt. 1591 (RAG., RvVl., nr. 180.
z.f.); 'Memoire de ce que Son Excellence a proposé a Messieurs des Finances, le XXI.
de mars 1592 (ARB., Audiëntie, nr. 1783/3, z.f.); apostil, 1 1 sept. 1598, op rekwest
van Staten van Kamerijk en Kamerijkse [in 1595 door landvoogd Fuentes ingepalmd en
sindsdien de facto in de Nederlanden geïntegreerd], z.d. (ARB.. Raad van State, nr. 170.
z.f.). Cfr. J. CRAEYBECKX, De Staten van Vlaanderen en de gewestelijke financiën in
de XVle eeuw. Het verzet tegen Alva's Tiende Penning. Hand. Mij. voor gesch. en
oudheidkunde te Gent, 1949-1950, nieuwe reeks. dl. 4, afl. 2. blz. 90-97.
[175]