Nederland werd verscheept. Drs. G. W. van der Meiden voegt hieraan toe dat de
gewesten buiten Nederlands-lndië gedurende een zeker tijdperk ook belangrijker
waren Drs. Vroom is het met beide sprekers eens; hij merkt nog op dat schilders
gewoonlijk niet lang in Indië bleven, maar naar andere gebieden trokken.
Hierna wordt een bezoek gebracht aan de afdeling Nederlandse Geschiedenis. Na
afloop hiervan wordt de lunch gebruikt in het Rijksmuseum.
Om 14.15 uur geeft de voorzitter het woord aan dr. D. P. Blok, directeur van het
Instituut voor Dialectologie. Volkskunde en Naamkunde, die een uiteenzetting
geeft over het ontstaan en de werkzaamheden van dit instituut.
Het instituut is ontstaan in 1930 als dialectbureau, met een personeelsbezetting van
één man In 1948 kwam de afdeling naamkunde erbij; thans telt het instituut 40
formatieplaatsen, waarvan 18 voor wetenschappelijke ambtenaren. Het instituut
werkt met 1500 correspondenten, verspreid over het gehele land, die jaarlijks vra
genlijsten invullen, thans 123000 in totaal. Tot de verzamelingen behoren voorts:
900 bandopnamen van dialecten en 2500 bandopnamen van liederen en liedfrag
menten (het zgn. volksliedarchief). De werkzaamheden van de drie bureaux ver
tonen grote overeenkomst en bestaan uit:
het verzamelen van materiaal in het veld, documentatie en bibliografie, toeganke
lijk maken en bewerken, onderzoek aan de bureaux en het verstrekken van inlich
tingen.
Dr. Blok gaat vervolgens wat dieper in op de werkzaamheden en collecties van elk
bureau afzonderlijk.
Bij het dialectbureau was het onderzoek aanvankelijk geconcentreerd rond de taal
atlas voor Noord - en Zuid-Nederland. Daarnaast wordt thans gewerkt aan de atlas
voor Nederlandse klankontwikkeling en wordt onderzoek gedaan naar woord en
zaak (wat met het woord wordt aangeduid moet ook worden onderzocht). De
bibliotheek is compleet voor wat betreft de geschiedenis der Nederlandse taal en
bevat gedeeltelijk ook werken betrekking hebbend op de omringende landen.
Nieuw opgezet is voorts een dialectwoordenboek op fiches, waarin uit allerlei
bronnen gegevens zijn opgenomen die niet te vinden zijn in het woordenboek der
Nederlandse taal.
De afdeling Volkskunde houdt zich bezig met de traditionele elementen in het
dagelijks leven in heden en verleden. De afdeling verzorgt de uitgave van de Volks
kundige Atlas voor Noord- en Zuid-Nederland en werkt mee aan de Europese
Volksatlas.
De afdeling Naamkunde en Nederzettingsgeschiedenis beheert o.m. een verzame
ling van gedrukte bronnen, een bibliotheek regionale- en lokale geschiedenis, een
veldnamenverzameling, alfabetisch gerangschikt per gemeente en per provincie,
een naamkunde-bibliotheek compleet voor Nederland en aangrenzende landen.
Belangrijke onderzoeken waarmee de afdeling bezig is zijn o.m.: een onderzoek
naar de oudste plaatsnaamtypen, een onderzoek naar veldnaamtypen, werkzaam-
[164]
heden aan het archief van familienamen en medewerking aan de uitgave van het
Alt Deutsches Nahmenbuch.
De voorzitter dankt dr. Blok voor zijn boeiende uiteenzetting en geeft gelegenheid
tot het stellen van vragen.
Mevr. drs. E. P. de Booy informeert of het bij het inventariseren van archieven zin
heeft gegevens door te spelen aan het instituut. Dr. Blok antwoordt dat zulke ge
gevens buitengewoon welkom zijn.
Dr. W. J. van Hoboken vraagt zich af hoe de samenwerking is tussen het instituut
en het bureau van het Woordenboek der Nederlandse Taal te Leiden. Zijn er geen
overlappingen? Dr. Blok zet uiteen dat het Woordenboek der Nederlandse Taal als
materiaal gedrukte bronnen gebruikt, in tegenstelling tot zijn instituut, waar wordt
uitgegaan van de gesproken taal. Bovendien zijn in het Woordenboek der Neder
landse Taal van oudsher geen dialecten opgenomen. Overigens wordt waar moge
lijk tussen beide instellingen samengewerkt.
Drs. C. Th. Lohman informeert of aan het instituut advies wordt gevraagd over de
schrijfwijze van plaatsnamen, bijvoorbeeld bij de vorming van nieuwe gemeenten.
Dr. Blok verklaart dat door de minister van Binnenlandse Zaken aan de provin
ciale besturen is verzocht om in voorkomende gevallen het instituut om advies te
vragen.
Op een vraag van Dr. F. A. Brekelmans antwoordt dr. Blok tenslotte dat met het
Naamkundebureau in België een goede samenwerking bestaat.
Met een rondleiding door het gebouw van het instituut aan de Keizersgracht 569-
571 wordt deze instructieve en boeiende dag besloten.
165]