opgaaf van voor vernietiging in aanmerking komende stukken in de provinciale
archieven dagtekenende van na 18508.
De werkzaamheden van commissie I, belast met het onderzoek van de problemen
bij de rijksarchiefdienst, werden op 9 juni 1970 afgesloten met de aanbieding aan
de minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk van advies nr. 15, De
rijksarchiefdienst: problemen, oplossingen en prioriteiten. De commissies II en III,
belast met de voorbereiding van de besluitvorming van de Archiefraad inzake de
algemene richtlijnen vaststelling vernietigingslijsten archiefbescheiden en van de
adviezen van de raad inzake lijsten van voor vernietiging in aanmerking komende
archiefbescheiden, behoefden in 197! niet bijeen te komen. Vier nieuwe commissies
kwamen in het verslagjaar tot stand. Commissie IV met als taak het ontwerpen van
richtlijnen voor het indiceren van de notariële archieven van 1842-1895 werd in
gesteld op 24 november 1971. Commissie V met als taak het preadviseren van de
Archiefraad over de selectie en de conservering van het nitraatfilmmateriaal in
Nederlandse archieven en collecties werd ingesteld op 23 september 1971, maar
kon eerst in 1972 worden samengesteld. Commissie VI met als taak het preadvise
ren van de Archiefraad over de problematiek van het beheer van de voor Indonesië,
Suriname en de Nederlandse Antillen belangrijke archieven werd ingesteld op
24 november 1971. Commissie VII met als taak het inventariseren van de beleids
vraagstukken met betrekking tot de verhouding archiefwezen-wetenschappelijk on
derzoek werd eveneens ingesteld op 24 november 1971.
Teneinde het uitbrengen van adviezen niet te laten afhangen van de frequentie
van vergaderen besloot de raad in een aantal gevallen de procedure van totstand
koming van een advies te vereenvoudigen. In min of meer routinezaken worden de
stukken met een preadvies van de secretaris, opgesteld na overleg met de voorzitter,
rondgezonden, onder mededeling van een termijn waarbinnen gereageerd kan wor
den. Indien geen der leden de stukken in een vergadering behandeld wenst, wordt
het advies overeenkomstig het preadvies, behoudens verwerking van door de leden
gemaakte opmerkingen, vastgesteld en uitgebracht.
In 1971 kon de secretaris nog slechts een kwart van de in 1969 beschikbare tijd
aan het secretariaat besteden. Daardoor kan de raad zijn taak niet volkomen naar
behoren vervullen. In advies nr. 15 beval de raad de instelling aan het Algemeen
Rijksarchief aan van een wetenschappelijk onderzoekbureau, dat de raad en de
algemene rijksarchivaris bij de vervulling van hun adviserende taken zou kunnen
ondersteunen. De minister kon daaraan, mede gezien de ter beschikking staande
middelen, geen medewerking verlenen. Wel zal mogelijk het secretariaat van het
Algemeen Rijksarchief versterkt kunnen worden met een jurist, die de werkzaam
heden van de algemene rijksarchivaris zowel als van de Archiefraad zou kunnen
verlichten. Vooralsnog is het ondernemen van onderzoek op langere termijn voor
de Archiefraad niet mogelijk. Een voorziening voor het werk op korte termijn,
8 Zie Ned. Archievenblad 1972, blz. 209-210.
[224]
opdat althans het secretariaat in strikte zin kan blijven functioneren, acht de raad
zeer urgent.
In advies nr. 35 behandelt de Archiefraad n.a.v. het ontwerp-Wet op de gewesten
de positie van de archiefbescheiden van deze openbare lichamen. Daar de Ver
eniging van Archivarissen zich middels een daartoe ingestelde commissie ook met
deze materie bezig houdt willen we op dit advies iets nader ingaan. De archief
bescheiden van een gewest behoren tot de in artikel 38 van de Archiefwet 1962
bedoelde archiefbescheiden. Het dagelijks bestuur is belast met de zorg voor de niet
naar een archiefbewaarplaats overgebrachte bescheiden. Het toezicht op die zorg
wordt uitgeoefend door de algemene rijksarchivaris en de bescheiden worden ten
slotte bewaard in een rijksarchiefbewaarplaats in de provincie. Derhalve staan de
archiefbescheiden van door twee of meer gemeenten krachtens de Wet op de
gewesten ingestelde lichamen onder het regime dat in hoofdzaak geldt voor de
archiefbescheiden van rijksorganen. Wanneer twee of meer gemeenten een ge
meenschappelijke regeling baseren op de Wet gemeenschappelijke regelingen, wordt
bij de voorziening omtrent de archiefbescheiden van bij die regeling ingestelde or
ganen aansluiting gezocht bij de op dit terrein geldende voorschriften voor de ge
meenten. De Archiefraad is van mening dat ook ten aanzien van het regime, dat
zal gelden voor archiefbescheiden van gewesten, aansluiting gezocht moet worden
bij de bepalingen geldend voor de gemeenten. Hij beveelt daarvoor een wijziging
aan van artikel 37 van de Archiefwet 1962 en dan liefst zodanig, dat nimmer een
voorziening omtrent de zorg en het toezicht op de zorg voor, alsmede omtrent de
bewaring en het beheer van de archiefbescheiden van bij een gemeenschappelijke
regeling (op welke grondslag dan ook) ingestelde organen achterwege blijft.
J.H. v.d. HO.
Verslag en bijdragen rijks archiefschool 1970-1971
Het tweede verslag in deze vorm verscheen in februari 1973 bij de Staatsdrukkerij.
Leerplan, rooster, de vakken afzonderlijk en de stages komen aan de orde en als
bijlage is een staat toegevoegd van de leerlingen en hun werkstukken. Aan het leer
plan werd toegevoegd het vak 'hoofdlijnen van de geschiedenis en organisatie van
het archiefwezen'. Het in het vorige jaar opgevatte plan voor een gezamenlijke les
van de docenten oorkondenleer, paleografie, middeleeuwse Latijn, Middelneder
lands en geschiedenis van de Nederlandse rechtsinstellingen werd gerealiseerd aan
de hand van het stadsrecht van Zierikzee uit 1248, dat waarschijnlijk teruggaat op
een oudere Latijnse tekst, die verwant moet zijn geweest aan het in het Latijn
bewaard gebleven stadsrecht van Middelburg van 1217.
Er zijn twee bijdragen. De eerste is getiteld 'De oorsprong van de openbaarheid'
en werd geschreven door H. J. van Meerendonk en mr. A. E. M. Ribberdink. De
tweede is van drs. J. A. A. Bervoets en draagt als titel 'De levensloop van E. B. F. F.
225]