grafisch testament bij een latere akte herroepen is en dat daarom het eerdere testa ment gesloten is gebleven. Ook dan is de notaris verplicht om op vordering van de laatstelijk benoemde testamentaire erfgenaam het herroepen holografisch testa ment aan de kantonrechter aan te bieden. Het als derde genoemde gesloten holografisch testament dat niet onder de notaris berust kan zijn ofwel een zgn. codicil (waarin alleen bepaalde beschikkingen ge maakt kunnen worden, o.m. inzake de lijkbezorging) of een werkelijk testament. Dit laatste komt sedert de invoering van het burgerlijk wetboek niet meer voor: een holografisch testament moet altijd bij een notaris worden gedeponeerd. Uitzonde ring vormt het (overigens openbare) testament dat door krijgslieden in tijd van oor log, door personen gedurende een zeereis en op plaatsen met welke alle gemeen schap door quarantaine is afgesloten kan worden opgemaakt ten overstaan van een officier, de kapitein of stuurman resp. voor elk openbaar ambtenaar. De code civil (in ons land ingevoerd 1810-1811, in Limburg in 1795) kende wèl het eigenlijke holografische testament dat zich dus onder de erflater kon bevinden. In ons oud-vaderlands recht was zulk een holografisch testament niet toegelaten. Wel bestond in Holland de mogelijkheid om in een testament een zg. clausule reser- vatoir op te nemen: de erflater verklaarde zich het recht voor te behouden om in een latere ondershandse akte zijn uiterste wil te veranderen enz. Hof en hoge raad van Holland en Zeeland hebben in de 17e eeuw de clausule reservatoir aanvaard, mits de latere beschikking niet een erfstelling bevatte. De clausule reservatoir is uit het Hollandse recht overgenomen in het Wetboek Napoleon ingerigt voor het koningrijk Holland, dat van 1809 tot 1811 in ons land heeft gegolden. Buiten een notarieel of oud-rechterlijk archief, met name in een persoonlijk of een familiearchief, kan men dus gesloten aantreffen: een zgn. codicil; een holografisch, niet gedeponeerd, testament; een holografisch testament dat gedeponeerd was doch door de erflater is terug genomen; een dubbel van een bij een notaris gedeponeerd geheim testament (dit dubbel was voorgeschreven in het Wetboek Napoleon ingerigt voor het koningrijk Holland). Over het openen van gesloten testamenten door archivarissen bestaat een aanschrij ving van de minister van onderwijs, kunsten en wetenschappen van 24 mei 1919. Eerst wil ik voorgeschiedenis en inhoud van deze in het vergeetboek geraakte cir culaire 2 meedelen, vervolgens uiteenzetten wat naar mijn mening de archivaris thans behoort te doen met een gesloten testament. In 1884 had de minister van binnenlandse zaken reeds beschikt 'dat de tegenwoor- 2 Verslagen omtrent 's rijks oude archieven 41 (1918) 41; 42 (1919) 46-47. Algemeen rijksarchief s-Gravenhage, archief van het algemeen rijksarchief inv.nr. 270 (ingekomen stukken nr. 169, uitgaande stukken nr. 153), inv.nr. 271 (ingekomen stukken nr. 442). Door bemiddeling van de fungerend rijksarchivaris in Gelderland ontving ik van mr. A. P. van Schilfgaarde afschrift van enige op de hier behandelde zaak betrekking hebbende stukken uit zijn persoonlijk archief. [218] dige wetgeving geene voorzieningen in dezen heeft en geen wetsbepaling het openen van besloten testamenten door hun 'bezitter' strafbaar stelt.' Op een zeven jaar later door de rijksarchivaris in Gelderland gestelde vraag of aan de archivaris, naast niet-strafbaarheid, ook een bevoegdheid tot opening toegekend kon worden, antwoordde de minister (na overleg met de minister van justitie die op zijn beurt het advies van enige rechterlijke autoriteiten in Gelderland inwon) op 9 februari 1892 dat geen wetsbepaling bekend is die rijksarchivarissen de bevoegdheid geeft tot opening van besloten testamenten onder hun bewaring. Ondanks deze uitspraak zijn in latere jaren de rijksarchivarissen in Gelderland, Noord-Brabant en elders wel overgegaan tot opening van gesloten testamenten, indien dit door een onderzoeker verzocht werd. Ook het verzoek in 1918 van de heer A. P. van Schilfgaarde aan de rijksarchivaris in Gelderland A. C. Bondam tot opening van een gesloten testament in een der schepenprotocollen van Buren uit 1697 zou zonder meer ingewilligd zijn, ware het niet dat de rijksarchivaris het beter oordeelde nogmaals te pogen een gunstige uitspraak van de minister te verkrijgen. Over het verzoek van de heer Van Schilfgaarde adviseerde de rijksarchivaris aan de minister. Bondam stelde voor om, uit overweging dat de bevoegdheid van de archivaris tot opening en tot het verstrekken van afschriften van besloten testamen ten in de aard van hun ambt en functie besloten ligt, de rijksarchivarissen aan te schrijven dat zij, wanneer zij tot opening overgaan, in margine of in dorso daarvan melding maken. De algemene rijksarchivaris Fruin verenigde zich met het Gelderse advies: opening is uit archivalisch oogpunt gewenst. Wel zou, aldus Fruin, degene die om opening verzoekt, zich bereid moeten verklaren eventuele daaruit voort vloeiende schade (uit onrechtmatige daad) te vergoeden. De minister werd geadvi seerd zich met een circulaire te wenden tot de rijksarchivarissen en de gemeente archivarissen onder wie oude rechterlijke en notariële archieven berustten. Hoewel het ministerie van justitie aanvankelijk enig bezwaar had, werd toch in 1919 de door Bondam en Fruin gewenste oplossing bereikt. Bij circulaire van 24 mei 1919 nr. K.W. 2049 werd door de minister van onderwijs, kunsten en wetenschap pen aan de rijksarchivarissen medegedeeld dat de wetgeving omtrent de wijze waar op besloten testamenten zouden kunnen worden geopend geen voorziening heeft getroffen. Geen wetsbepaling is bekend die opening door de bezitter strafbaar stelt. Daarom bestaat in voorkomende gevallen, wanneer inzage of afschrift wordt ge vraagd, geen bezwaar tegen opening. Tot opening van besloten testamenten zijn de rijksarchivarissen, aldus de minister, gemachtigd. Voorwaarde is echter dat degene die zulks verzoekt zich tevoren schriftelijk verbindt alle schade die voor de archi varis of de staat uit de opening mocht voortvloeien te zullen vergoeden. Op het stuk dient een gedagtekende en gewaarmerkte aantekening geplaatst te worden. Een afschrift van deze aan de rijksarchivarissen gerichte circulaire werd toegezon den aan de colleges van burgemeester en wethouders van Amsterdam, Deventer, Dordrecht, Gouda, 's-Gravenhage, Flaarlem, Leeuwarden, Leiden. Middelburg, Nijmegen, Rotterdam, Schiedam, Utrecht en Vlaardingen.3 3 Vriendelijke mededeling van de heer F. C. van Proosdij, beheerder historisch archief ministerie van onderwijs en wetenschappen. [219]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1973 | | pagina 30