comme juge ordinaire et souverain du lieu la ou l'homicide ou delict est per-
petré .'61.
Wat de toepassing van de centrale imperatieven betreft, moeten wij er vooreerst
op wijzen, dat zij bijna nooit absoluut waren. In de werkelijkheid waren zij prak
tisch telkenmale bedoeld voor konkrete situaties. Meestal beëindigden de regerings
bescheiden de uitvoeringsbevelen met klausulen als: ten zy dat ghy hebt eenighe
legittime redenen oft oorsaecke ter contrariën' en dergelijke meer 62; daardoor lieten
zij een grote speling toe op het terrein van de uitvoering.
Overigens waren de van regeringswege officieel toegestane uitzonderingen op het
algemeen recht legio. Daardoor ondermijnde de regering zelf de eigen vorstelijke
wetgeving. Sedert jaar en dag nam zij het bvb. op tegen de ekonomische monopo
lies. Aldus had de Privé-raad op 12 oktober 1598 een plakkaat uitgevaardigd, dat
de kooplieden verbood boter, kaas, graangewassen en vee te gaan opkopen op het
platteland; de boeren werden ertoe verplicht hun waren zelf op de openbare mark
ten te gaan verkopen63. Ingevolge klachten vanwege slagersambachten in diverse
steden, deed de Raad vrijwel dadelijk afbreuk aan het verbod door 'en interpretans
le placcart' uitzonderingen toe te staan aan de vleeshandel in het klein64.
Wat de Raad van State in mei 1596 aan Aartshertog Albert schreef om, in weerwil
van het handelsembargo met de opstandige Nederlanden, toch afwijkingen door
te drukken: la necessité n'a nulle loy65, kan voor het adagium van het
gehele regeringsbestel gelden in de zin dan van de noodwendigheden van het
land en in tegenstelling tot de vorstelijke wil66. Een aantal maatregelen waren in
derdaad zo onrealistisch, dat zij onmogelijk toe te passen waren. Dat de centrale
overheid dezelfde edikten steeds opnieuw moest hernemen, is een aanduiding te
meer, dat er wat schortte aan de toepassing van de wetgeving. Tevergeefs hebben
de muntplakkaten, die de Geheime Raad vooral op aansturen van Financiën vanaf
1600 om de haverklap uitvaardigde, gepoogd de gapingen tussen de metalen valuta
en de rekenmunt althans nominaal te overbruggen zonder aan hun intrinsieke
Cfr. appointementen in Geheime Raad, 30 apr. 1604 (ARB., Oost. Geh. R., reg. 623,
z.f.); A. GAILLARD, Le Conseil de Brabant. Histoire, organisation, procédure, dl. 2,
Brussel, 1901, blz. 62-63.
62 Cfr. gesloten brief aan magistraat van leper, 21 juli 1600 (ARB., Sp. Geh. R., nr. 776,
z.f.); id. aan Parlement van Dole [in de Franche-Comté], 27 aug. 1604 (ibid., nr.
1223, z.f.).
63 Placcaetbouck van Vlaanderen dl. 2, blz. 594-96.
64 Cfr. akte, 12 mrt. 1599 (ibid., blz. 596-97); rekwest, z.d., met apostil, 28 apr. 1599
(ARB., Sp. Geh. R., nr. 182, z.f.); id., z.d., met apostil, 7 juli 1599 (ibid., nr. 175, z.f.);
id., z.d., met apostil, 20 juli 1599 (ibid., z.f.).
65 Raad van State aan Albert, 9 mei 1596 (ARB., Audiëntie, nr. 1842/1, z.f.). Zie ook
Kollaterale Raden aan Albert, 16 okt. 1602 (ibid., nr. 1897/4, z.f.).
66 Vgl. P. GERBENZON, Veranderingen in het recht en in de rechtswetenschap bij de
overgang van de Middeleeuwen naar de Nieuwe tijd, Bijdragen en mededelingen be
treffende de geschiedenis der Nederlanden, 1972, dl. 87, blz. 33-35.
[184]
waarden te raken. Tegen de wetten van de ekonomie moesten die van de lands
heren het evenwel afleggen67.
Het toenmalige Europese'absolutisme en centralisme is dus wel zonder twijfel te
relativeren wat de Katolieke Nederlanden betreft. Er waren tal van elementen
onverenigbaar met de uitoefening van de absolute soevereiniteit van de Aartsher
togen (cfr. het gemengde beheer van beden en de konditionering van de centrale
adviezen en beslissingen door de adviezen van onder uit). Anderdeels schijnt de
centralisatie in zeker opzicht aan de behoeften van de basis te hebben beantwoord;
herinneren wij hier aan de duizenden rekwesten aan de landsheren. De Kollaterale
Raden waren bovendien niet enkel konsultatief, maar traden eveneens normatief
op. Alleen de hoge staatskunde en de landsverdediging ontsnapten aan de basis en
zelfs aan de eigen regeringsinstellingen van de Katolieke Nederlanden; voorname
lijk inzake de buitenlandse politiek waren de Aartshertogen de speelbal van de
internationale verhoudingen en ondergingen zij de geschiedenis in plaats van ze te
maken. Voor zover op het terrein van de hoge staatkunde te Brussel nog beslissin
gen vielen, gebeurde zulks achter de schermen in informele achterraden of gele-
genheidjuntas van uitheemsen. Na 1606 was de Raad van State dan ook als poli
tiek lichaam afgeschreven. De tijd dat hij zich als woordvoerder van de nationale
fronde tegen de centralisatie opwierp was overigens lang voorbij.
Brussel (Algemeen Rijksarchief), maart 1973 H. de Schepper
SUMMARY
The governmental decisions in the Catholic Netherlands about 1600
The current opinion that 'after the scission royal absolutism triumphed in the
Catholic Netherlands' must undoubtedly be considered with some circumspection.
The aim of this article is to show how the decisions of the Archdukes were pre
pared. In important affairs the recommendations of the Collateral Councils were
usually decisive. Moreover the Privy en Financial Councils had also normative
competence. In the matter of high policy and defense the Council of State was sub
ject to the rivalry of the 'Spanish Ministry', a shadow council, of with one ex
ception foreign advisors; the Catholic Netherlands were in fact a toy in the
international relations. On the other hand the advices as well as the decisions were
mostly conditioned by the information which the government was able to gather
from subordinate institutions at different levels. The promulgation of the govern
mental decisions was often subject to the approval of the regional authorities.
When nevertheless we note an extension of the competences of the central govern
ment, it is because this centralisation corresponded to a need expressed by the base.
67 V. BRANTS, Les ordonnances monétaires blz. 2-65. Cfr. Raad van State aan
Albert, 6 jan. 1602 (ARB., Audiëntie, nr. 1897/3, z.f.); id. aan Raad van Brabant, 23
mrt. 1602 (ibid., nr. 1918/1, z.f.); Raad van Vlaanderen aan [Geheime Raad], 24 dec.
1605. (RAG., RvVI., nr. 186, z.f.).
[185]