Varia Linielaan, werd in 1971 nog niet geheel voltooid. De stadsarchivaris zette haar studie van de cartularia der stad voort. Een belangrijke aanwinst is het archief van de spinnerij van de heer Mol in Ninove, lopende van de oprichting in het midden van de 19de tot de sluiting in het midden van de 20ste eeuw. De produkten van deze fabriek hadden een internationale markt tot in China toe. Bewaard bleven de volledige briefwisseling met de afnemers, de boekhouding, personeelsbescheiden, stukken betreffende de produktiemethoden en dagboeken. Een grote hoeveelheid administratief archief werd uit het Stadhuis en het Zuid- paleis naar de nieuwe archiefbewaarplaatsen overgebracht. Het aantal archiefbezoekers bedroeg 1462 (v.j. 2142). Parijs. Het stadsarchief van Parijs, waarvan de oudste stukken dagtekenen uit de 12de eeuw, gaat verhuizen van de Quai Henri IV naar het Hotel de Saint-Aignan aan de Rue du Temple in het hart van de Marais. Dit paleisje werd in 1645 door de architect Le Muet gebouwd voor Claude de Mesmes, comte d Avaux, één der onderhandelaars bij de Vrede van Munster. Later was het eigendom van de hertog de Saint-Aignan, 'mentor des plaisirs' van Lodewijk XIV. In 1808 werd het ge kocht door een rijk geworden papierfabrikant. In de 19de eeuw onderging het Hotel de Saint-Aignan een aantal verbouwingen. Het middengedeelte werd met drie verdiepingen verhoogd en de tuin werd volgebouwd. In 1962 werd het gebouw gekocht door de stad Parijs. Het zal in zijn oude staat worden teruggebracht en onder de herstelde tuin zal een archiefbewaarplaats van vijf verdiepingen worden geconstrueerd, waarin honderd kilometer archiefstukken geplaatst kunnen worden, beschermd tegen brand en verschillen in temperatuur en vochtigheid. In het Hotel zelf komt nog twee kilometer planklengte, alsmede drie studiezalen, projectieruimte, documentatiecentrum, fotografisch atelier, res tauratieatelier enz. Voor al deze werkzaamheden is dertig miljoen francs nodig, waarvan 30 door Culturele Zaken en 70 door de stad Parijs moeten worden betaald. Men rekent dat het gehele werk in 1976 voltooid zal zijn. 150] Tentoonstellingen in archieven In het rijksarchief in Zeeland werd deze winter onder de titel 'Een verdronken stad Reimerswaal' een tentoonstelling gehouden over deze Zuid-Bevelandse stad, die in 1630 door de laatste inwoners moest worden verlaten. Archiefstukken, kaarten, foto's van hedendaags naspeuringswerk, grondvondsten waaronder restanten van gebeenten enz. toonden de op- en neergang van Reimerswaal. Deze stad werd het eerst genoemd in 1203. Zij groeide tot de hoofdstad van Zuid-Beveland en nam in de rangorde der Zeeuwse steden de derde plaats in. Na de St. Felixvloed van 5 november 1530, waarbij oostelijk Zuid-Beveland verloren ging, bleef het hoger gelegen Reimerswaal als een eilandje achter. Het uit economisch oogpunt noodza kelijke achterland bestond niet meer, terwijl het steeds verder teruglopende inwoner tal aan alle kanten door het water bedreigd werd. Steeds opnieuw braken de dijken door. In de periode 1548 tot 1626 droeg het provinciaal bestuur elk jaar bij in de kosten van het dijksonderhoud. Tenslotte staakte men de strijd tegen het water. In 1632 werden de straatstenen van Reimerswaal publiek verkocht ten bate van de schuldeisers van de stad. Bij de organisatie van deze tentoonstelling werd medewerking verleend door de Nederlandse Jeugdbond ter Bestudering van de Geschiedenis, van welke bond een werkgroep een onderzoek heeft ingesteld op de Speelmansplaten ten zuiden van Tholen, waar volgens een kaart van Jacob van Deventer Reimerswaal gelegen heeft. Niet in maar wel door een archief gehouden was de kleine expositie van archivalia uit het Algemeen Rijksarchief, die rond de jaarwisseling te zien was in de hal van het ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk in Rijswijk. Brieven van de familie van Michiel de Ruyter, stukken over een proces tegen de Haagse geldsnoeier Jan van Geleen voor het Hof van Holland gevoerd en een telegram aan de regering uit de tweede helft van de 19de eeuw, waarin maatregelen werden gevraagd tegen een voorgenomen lozing van arsenicum in zee, hetgeen schadelijk zou zijn voor de visstand, trokken in het bijzonder de aandacht. [151]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1973 | | pagina 83