blad de derde aflevering van 1968 en de gehele jaargang 1969 besproken door C.
Biernat. Het aantal tijdschriften, dat in Archeion gerefereerd wordt, is veel groter
dan in het Archievenblad het geval is. In aflevering LVI kwamen, behalve het Ar
chievenblad, aan de beurt: Archivmitteilungen (D.D.R.); Archivni Casopis (Tsje-
choslowakije); Archivski Vjesnik (Joegoslavië); Archiwy Ukrajiny (U.S.S.R.);
Izwiestija na Drzawnite Archiwi (Bulgarije); Sbornik Archivnick Praci (Tsjecho-
slowakije); Slovenska Archivistika (Tsjechoslowakije); Glasnik Archiva i Drustva
Archivskik Radnika Bosne i Hercegovine (Joegoslavië); Sowietskije Archiwy;
(U.S.S.R.); Archivalische Zeitschrift en Der Archivar (Deutsche Bundesrepublik);
Archives (Engeland); Archives et Bibliothèques de Belgique (België); Boletin de la
Direccion General de Archivos y Bibliothecas (Spanje); La Gazette des Archives
(Frankrijk); Mitteilungen der Vereinigung Schweizerischer Archivare (Zwitserland);
Rassegna degli Archivi di Stato (Italië) en Restaurator (Internationaal).
Herdacht worden Aleksander Rejman (1882-1970); Zofia Rejmanowna (1911-1953);
Wanda Turoniowa (1925-1970) allen met portret en Ryszard Przelaskowski
(1903-1971).
J. H. v. d. HO.
Ook de eenendertigste jaargang (1971) van Rassegna degli Archivi di Stato is weer
uitgegroeid tot een lijvig boekwerk in drie delen (totaal 857 blz.).
Aflevering 1 begint met een beschouwing van E. Lodolini over de huidige situatie
van de Italiaanse archiefscholen, zeventien in getal. Hierin komen vooral ter sprake
de positie van de docent-archiefambtenaar en de nauwe relaties die de scholen met
de universiteiten onderhouden. De aflevering wordt verder gevuld met een artikel
van P. Burgarella en G. Fallico over Spaanse bronnen (te Simancas en Madrid), die
van belang zijn voor de geschiedenis van Sicilië. E. Aleandri Barletta doet verslag
van de moeilijkheden die zijn gerezen bij de overbrenging van enige archiefbe
standdelen van het Staatsarchief te Rome naar een ander gebouw. Tot slot wijdt
A. Giuffrida enige pagina's aan de archieven van het eiland Lipari, waarbij hij
erop wijst, dat uit het voorhanden zijnde materiaal een historisch-economisch en
sociaal, beeld gereconstrueerd kan worden, dat analoog zal zijn aan dat van andere
dergelijke Italiaanse eilanden, die over minder rijke archieven beschikken.
In Aflevering 2 levert N. Raponi een bijdrage tot de geschiedenis van het Staats
archief te Milaan, speciaal over de jaren 1909-1919 toen L. Fumi er directeur was
en het moderne beginsel bij het ordenen en beschrijven begon toe te passen. Daarop
volgt een typische publikatie van C. Casucci. Deze auteur heeft namelijk een biblio
grafie samengesteld van alle geschriften uit de periode 1953-1968 waarin wordt ver
wezen naar archivalia uit het 'Archivio Centrale dello Stato'. Onder de enkele
niet-Italiaanse studies die in deze bibliografie voorkomen, bevindt zich ook een
Nederlandse: F. G. van der Poll, Benito Mussolini. Portret contra Zelfportret,
Groningen 1964. Het laatste artikel in deze aflevering is een uitvoerige studie, ge-
[146]
baseerd op stukken uit het Staatsarchief te Florence, van M. A. Timpanaro Morelli
over de politieke journalistiek te Florence van 1766 tot 1799. Deze studie is voor
zien van een tiental illustraties: titelpagina's van kranten en een plattegrond van
een drukkerij uit 1771.
In Aflevering 3 neemt P. D'Angiolini het wetsontwerp onder de loupe, dat de uit
voer van cultuurgoederen (o.a. archivalia) regelt. De auteur belicht de consequen
ties die deze wet zal hebben voor de overige archiefwetgeving in Italië en daar
het ontwerp veel vaagheden bevat, spreekt hij de hoop uit dat de uiteindelijke for
mulering van de wet exacter zal zijn. Vervolgens zet A. M. Corbo uiteen in een
studie, waarbij gebruik is gemaakt van de notariële archieven van Rome, welke
rol de Lombardische monniken hebben gespeeld bij de wolbewerking in Rome in
het midden van de 15de eeuw. In deze aflevering treft men verder een inventaris
aan van P. Burgarella van de financiële stukken van de Inquisitie te Sicilië. Deze
stukken zijn zeer belangrijk omdat de meeste stukken van deze instelling in ,1783
zijn vernietigd. De laatste studie in deze aflevering is van de hand van een Ameri
kaan, George R. F. Baker, getiteld 'The 'Antiquarian' Francesco Piccolomini and
the Crisis of the Sienese Nobility at the Turn of the 18th Century'. Deze studie
is gebaseerd op handschriften van Francesco di Giovanni Battista Piccolomini
(1650-1721), die zich bevinden in het Staatsarchief van Siena.
S. Carbone geeft in de rubriek 'Cronache, note e commenti' een uitvoerig, van
tekeningen voorzien, verslag van de ervaringen die hij heeft opgedaan bij de Ar
chives Nationales te Parijs in het restaureren en reproduceren van zegels (Afl. 3,
blz. 705-716).
In de rubriek 'Notiziario estero' treft men een uitvoerige boekbespreking aan van
V. Sparvoli over M. P. H. Roessingh, Guide to the Sources in the Netherlands for
the History of Latin America, The Hague 1968 (Afl. 3, blz. 812-813).
Verder is Nederland dit keer vertegenwoordigd in de rubriek 'Pubblicazioni archi-
vistiche straniere ricevute dalla redazione'. Hierin wordt een twintigtal gedrukte
archiefinventarissen genoemd uit de jaren 1948-1957, op één na alle van archieven
die in de Rijksarchieven berusten. 'Rassegna degli Archivi di Stato' heeft een
ruilverkeer met ca. 150 buitenlandse tijdschriften en instellingen, zodat een ver
melding van de Nederlandse archiefinventarissen in deze rubriek de bekendheid
van onze archieven zeer ten goede komt. Een volgende keer komen hopelijk eens
wat meer recente publicaties aan bod.
Tot slot wil ik nog wijzen op de uitgave 'Le pubblicazioni degli Archivi di Stato
1951-1971', die is uitgereikt aan de deelnemers van het Vilde internationale archief
congres te Moskou. Dit werkje geeft een korte beschrijving van het ontstaan en
de aard van de verschillende series Italiaanse archiefpublikaties en de daarin tot en
met 1971 verschenen delen.
W. Chr. P.
[147]