J. G. B. Nieuwenhuis, Catalogus van de handschriftenverzameling, 2 delen,
Gemeentelijke Archiefdienst Rotterdam, 1970/71.
De bovengenoemde catalogus van handschriften van het Rotterdamse Gemeente
archief van de hand van de heer Nieuwenhuis is een gigantisch werk in twee
delen, totaal 974 blz., voorafgegaan door een ten geleide van de gemeentearchi
varis Drs. R. A. D. Renting en een inleiding (blz. Ill-XIV). De catalogus be
staat uit 3931 nrs, gevolgd door bijlagen (blz. 535761), lijsten van zegels,
scheepsnamen en schenkers, concordansen en indices op aardrijkskundige namen
en persoonsnamen. Het aantal strekkende meters dat de collectie beslaat, wordt
niet vermeld.
In de inleiding wordt uiteengezet dat de huidige handschriftenverzameling bestaat
uit de volgende bestanddelen:
1. de Bibliotheek van Handschriften, gevormd tussen 1904 en 1962, met sinds
dien ontvangen aanwinsten tot medio 1968.
2. de zg. Z-Bibliotheek, de handschriften van de Z-afdeling van de bibliotheek,
die in 1905, bij de splitsing van gemeentearchief en gemeentebibliotheek, aan
het archief zijn toegewezen.
3. de Kronieken van Rotterdam en Schieland, die voor een deel afkomstig zijn
van de aankoop op de handschriftenveiling van K. van Alkemade en mr. P.
van der Schelling (1848).
4. de serie Rotterdamse Geslachten, genealogische aantekeningen en wapenaf
beeldingen, gevormd door de adjunct-archivaris, mr. R. Bijlsma (1907-1916).
5. de serie Brieven aan en van Rotterdammers, ontstaan door aankoop van de
verzameling prenten, portretten, handschriften en penningen van de heer
W. Anderson Miltner in 1892.
6. de genealogisch-heraldische collectie, afkomstig van de Rotterdamse notaris
Hartman de Custer (16871760), die in 1941 aan het Gemeentearchief werd
vermaakt.
7. genealogische, heraldische en historische aantekeningen van de hand van
L. J. H. Scheltus van Kampferbeke, directeur van het postkantoor te Alkmaar,
in 1877 door aankoop verkregen.
Daar er voor het ordenen en beschrijven van handschriften geen handleiding be
staat, heeft de heer Nieuwenhuis veel pionierswerk moeten verrichten om van
bovengenoemde zeven verzamelingen een verantwoorde catalogus samen te stel
len.
De Handleiding zegt in paragraaf 65 het volgende over handschriften: 'Men on-
derscheide scherp tusschen archiefstukken en handschriften. Tot de laatsten be-
hooren rechtsboeken, stedebeschrijvingen, verzamelboeken, oorkonden, kaarten
enz., die aan particulieren hebben behoord'1. Een echte definitie van handschrif
ten schijnt niet te bestaan, maar in de praktijk is vaak de volgende regel toegepast:
1 S. Muller Fz, J. A. Feith en R. Fruin, Handleiding voor het ordenen en beschrijven
van archieven, 2de druk, Groningen 1920.
[130]
stukken die niet kunnen worden ondergebracht in het archief of de bibliotheek,
worden in een handschriftenverzameling opgenomen. Hetgeen ertoe leidde dat de
Bibliotheek van Handschriften in Rotterdam door de ambtenaren 'de vuilnisbak'
werd genoemd: wat men kwijt wilde of waar men geen raad mee wist, werd
daar bijgezet'.
Nieuwenhuis verklaart in zijn inleiding uitdrukkelijk: 'Het is bij de Gemeentelijke
Archiefdienst in Rotterdam regel geworden dat alle gedrukte werken naar de
handbibliotheek gaan en alle geschreven delen en stukken naar de handschriften
verzameling'. Het valt echter niet mee deze regel in praktijk te brengen. Er zijn
vele verzamelingen die zowel uit geschreven als uit gedrukte stukken bestaan.
Bekend zijn de albums van particulieren, waarin zij door middel van het chrono
logisch opplakken van krantenknipsels, pamfletten, aankondigingen en brieven
een beeld trachtten vast te leggen van de tijd en het milieu waarin zij leefden en
werkten.
Ook is het de vraag of de foto- en xerocopieën tot de handschriften moeten wor
den gerekend en zo ja waar zij dan wel een plaats moeten vinden. Nieuwenhuis
heeft ze opgenomen bij de handschriften en over de diverse rubrieken verdeeld.
Het Hauptstaatsarchiv' in Diisseldorf2 heeft voor de handschriften een 'Ordnungs-
schema opgesteld bestaande uit de letters AZ, waarbij R is gereserveerd voor
'Fotokopien'.
Aangezien het grootste gedeelte der handschriften meer het karakter heeft van
archiefstukken dan van bibliotheekstukken, heeft de heer Nieuwenhuis bij het be
schrijven de 'archieftechniek' toegepast in navolging van T. A. Schellenberg3, maar
in tegenstelling tot de zojuist genoemde F. W. Oediger uit Diisseldorf, die de
'bibliotheektechniek' hanteert. Deze laatste techniek houdt o.a. in dat van ieder
deel het formaat en het aantal bladzijden worden aangegeven. Toch vallen de be
schreven handschriften volgens Nieuwenhuis niet onder de definitie archief, maar
hebben zij de karaktertrekken van een collectie. Met het oog hierop is bewust
gekozen voor de titel catalogus van handschriften en niet voor die van inventaris
van handschriften.
De beschrijving van de stukken is zeer uitvoerig, veelal met verwijzing naar
literatuur, soms nog nader uitgewerkt in de vorm van bijlagen en met veel N.B.'s.
Deze laatste hadden waarschijnlijk beter in de beschrijving verwerkt kunnen wor
den. Dit geldt in beperkte mate ook voor de bijlagen. Bij de nummers worden
ook de namen van de schenkers4, het jaar van aanwinst, eventuele beperkende
bepalingen bij raadpleging en oude signaturen opgegeven.
Naast het beschrijven vormde ook het ordenen van de handschriften een pro-
2 F. W. Oediger, Das Hauptstaatsarchiv Diisseldorf und seine Bestande, 5, Archive des
nicht staatlichen Bereiches Stadte u. Gemeinden, Korporationen, Familien- u. Hofes-
archive, Sammlungen, Nachlasse) Handschriften, Siegburg 1972.
3 Robert L. Brubaker, Archival Principles and the Curator of Manuscripts, The
American Archivist, vol. 29 (1966), p. 505514.
4 Zoals ook bij aanwinstenlijsten wordt gedaan volgens nr. 102 van de Nederlandse
Archiefterminologie.
[131]