In hun streven om de papieren voor de gebruiker toegankelijk te maken zijn
Caminada en Otten mijns inziens voortreffelijk geslaagd. De inleidingen, die een
overzicht geven van de levensloop van resp. Meyer Ranneft en De Jonge, dragen
hier niet weinig toe bij. Vooral de inleiding op de inventaris Meyer Ranneft munt
in dit opzicht uit; die op de inventaris De Jonge is terecht korter; de onderzoeker
kan voor gegevens omtrent diens leven immers terecht in de door Dr. S. L. van de
Wal uitgegeven Herinneringen van Jhr. Mr. B. C. de Jonge (1968), waarnaar dan
ook verwezen wordt.
In archieven van personen die aktief geweest zijn op politiek gebied, kan men
tal van rapporten, brochures, circulaires en periodieken aantreffen, die niet altijd
onder te brengen zijn bij een bepaalde periode of funktie, maar toch duidelijk
verband houden met de hele loopbaan van de betrokkene en bovendien het be
waren alleszins waard zijn. Bij het doorbladeren van andere inventarissen van
persoonlijke archieven krijg ik de indruk dat vele archivarissen met het probleem
geworsteld hebben, waar deze stukken te plaatsen. Caminada en Otten creëerden
hiervoor een afdeling 'Dokumentatie', mijns inziens wel een gelukkige vondst.
Bij de inventaris De Jonge zijn daar 28 nummers in ondergebracht, maar bij de
inventaris Meyer Ranneft beslaat de afdeling Dokumentatie de nummers 395
873 en bevat stellig veel zeldzaam en elders niet gemakkelijk te vinden materiaal.
De indeling van deze afdeling Dokumentatie ziet er doordacht uit; mochten er
tekorten zijn, dan zal de uitvoerige index op zaken die zeker opvangen.
Wat de verdere indeling betreft, moet ik opmerken dat die van de inventaris De
Jonge mij het beste bevalt. Deze begint namelijk met een afdeling 'Algemeen',
waarin men briefwisseling, dagboeken en mémoires vindt. Daarna volgen nog drie
afdelingen, getiteld 'Openbaar leven', 'Partikulier leven' en 'Dokumentatie'. Uiter
aard zijn deze afdelingen, speciaal die betreffende Openbaar Leven' weer onder
verdeeld.
De inventaris Meyer Ranneft heeft eerst een tweedeling, namelijk in 1. 'Persoon
lijke papieren', 2. 'Dokumentatie'. Tot zover geen bezwaar. Maar dan wordt de
eerste afdeling in vijf rubrieken onderverdeeld, waarbij de stukken, die in de inven
taris De Jonge de afdeling 'Algemeen' vormen, hier ondergebracht zijn in resp.
een rubriek 4: 'Briefwisseling' en (de dagboeken) in een rubriek 5: 'Stukken be
treffende zijn partikuliere leven'. Nu moet ik bekennen dat ik de tekortkomingen
van deze indeling misschien niet zo snel beseft had als ik niet die van de inventaris
De Jonge gezien had. Het is vaak bijzonder moeilijk, en hierbij wil ik mijn eerder
gemaakte opmerking nog eens onderstrepen, om direct de meest juiste oplossing
voor dergelijke indelingsproblemen te vinden. Gemakkelijker is het om naderhand
de betere oplossing aan te wijzen.
Het probleem dat hier aan de orde is, betreft de plaatsing van stukken die zowel
een politiek als een persoonlijk karakter hebben. Ieder, die papieren van een
politicus ordent, heeft, zo is mijn indruk, de neiging ze te zuiveren van 'persoon
lijke smetten' en deze persoonlijke papieren, zonder veel politiek belang, in een
afzonderlijke rubriek onder te brengen, en vaak ook minder uitvoerig te beschrij
ven. Maar deze zuivering lukt niet altijd. Brieven kunnen zowel persoonlijke als
[126]
politieke onderwerpen bevatten, met dagboeken is dat eveneens het geval. Het is
daarom onjuist om brieven en dagboeken, wanneer zij kennelijk zowel het open
baar als het persoonlijk leven betreffen, onder te brengen bij de stukken betref
fende persoonlijk leven. Zij horen thuis in een rubriek 'Algemeen', want zij be
treffen de hele persoonlijkheid. Ik heb de dagboeken van Meyer Ranneft niet ge
lezen, maar ik heb mede door de beschrijving van de nummers 344367 ('dag
boeken, mémoires enz.') van de betreffende inventaris de indruk, dat zij heel wat
bevatten dat ook van politiek belang is. Vandaar dat het mij voorkomt dat de in
deling van de inventaris De Jonge ook voor de inventaris Meyer Ranneft beter
ware geweest.
De plaatsing van het dagboek van een politicus hangt af van het antwoord dat we
geven op de vraag: is het een zuiver politiek dagboek, een zuiver persoonlijk dag
boek, of iets er tussen in? Het is een keuze tussen drie, niet tussen twee mogelijk
heden. Met brieven hetzelfde. Zodra men deze in slechts twee groepen wil verdelen
komt men voor haast onoplosbare moeilijkheden te staan. Het beste kan men dus
uit de briefwisseling alleen dié brieven halen, die zeer duidelijk thuishoren in
hetzij de afdeling openbaar, hetzij de afdeling persoonlijk leven. De rest plaatse
men in de afdeling 'algemeen'. Wil men deze derde groep weer onderverdelen,
dan kan dat aanleiding geven tot gewrongen constructies, bijvoorbeeld plaatsing
van een brief van een hotel over een vacantieverblijf bij de 'brieven van vrienden',
zoals ik in een vrij recente inventaris tegenkwam. Beter lijkt het mij dus deze
'algemene' groep zo te laten als zij is.
Maar nu de beschrijving van de brieven.
Men kan bij de beschrijving van een brief afzender, onderwerp, jaar en dag
tekening noemen, men kan ook een of meer elementen weglaten. Veel inventaris
sen van persoonlijke archieven die op het A.R.A. gemaakt zijn, vertonen zeer
uitvoerige beschrijvingen, bijvoorbeeld de inventarissen Van Schaik (1963), Posthu-
ma (1951), Marchant (1968), Drucker (1969), om enkele te noemen. Hoe voor
zichtig we moeten zijn met het noemen van onderwerpen van de brieven blijkt ook
uit deze inventarissen, waarvan de makers dan ook soms hun toevlucht namen tot
relativerende termen als 'onder meer' of 'onder andere' (zie bijvoorbeeld inv. Van
Schaik nr 95, inv. Drucker nr 152). Het is bovendien een nogal tijdrovende en
drukinktverslindende geschiedenis en lang niet alle op deze wijze beschreven
brieven zijn daar belangrijk genoeg voor.
Caminada en Otten hebben deze methode dan ook niet gevolgd, terecht, naar ik
meen. Helaas gooiden zij het kind met het badwater weg door wel de afzenders
te noemen, maar niet het jaar en niet het aantal stukken per afzender. Dat gaat
mij te ver. De nummers 1135 van de inventaris De Jonge worden beschreven
als: Briefwisseling, 19021958. 25 omslagen. Daarna komt per omslag een na
dere specificatie in de vorm van een alfabetische lijst van afzenders. Wanneer we
bedenken dat die stukken uit de collectie welke jonger zijn dan 50 jaar, alleen met
schriftelijke toestemming van de Algemene Rijksarchivaris geraadpleegd kunnen
worden, dan is een dergelijke summiere beschrijving toch wel erg onpraktisch.
Alleen van de brieven van Colijn (vier omslagen) zijn de jaren genoemd waarin
127]