Boekbespreking Mr. O. Schutte, Het archief van de familie van Valkenburg, 1971. Ditmaal siert niet het bekende vignet van de Rijksarchieven, maar het wapen Van Valkenburg de lichtgrijze omslag van de inventaris. Het archief van de in 1969 opgerichte Van Valkenburgstichting berust dan ook niet in een officiële bewaar plaats, maar bij Jhr. Mr. C. C. van Valkenburg te Aerdenhout. In Mr. O. Schutte vond de eigenaresse een bekwaam bewerker van het archief, die zich op zeer ge detailleerde wijze van zijn taak kweet. Een deel van 163 pagina's is het resultaat. Na een inhoudsopgaaf volgt een overzichtelijke inleiding, daarna de inventaris. Deze is verdeeld in drie hoofdstukken. Het eerste hoofdstuk, het hoofdbestand deel, bestaat uit A Personen, B Goederen. Het tweede hoofdstuk geeft stukken, waarvan de samenhang met het archief niet is gebleken, het derde hoofdstuk 'Verzamelde stukken'. Als slot volgen 10 genealogische tabellen en een index. Voor de lezers zullen de namen van die tabellen het interessantst zijn: 1 Van Valken burg, II Coymans en Cruypenning, III Van Loo en Van Hofland, IV (Le Leu) de Wilhem, Dicx en Timmers, V Van Friesheim, VI Van Heeckeren, Van Voërst, Schimmelpenninck van der Oye en Van Haeften, VII Teding van Berkhout, VIII Enschedé, IX Van Gilse en Craandijk, X Fockema, Van Sytzama en Van Haersma de With. Behalve op die familienamen heeft het zijn nut hier te wijzen op de meest voor komende plaatsnamen, Amsterdam, Bloemendaal en Haarlem. Nog meer de aan dacht verdienen misschien de 17de eeuwse stukken betreffende inpolderingen onder Hatfield in Yorkshire. Naar aanleiding van de recente 'Briefwisseling over familiearchieven' (Archieven blad 1972, afl. IV), waar om de beurt Fox en De Booy aan het woord zijn, wil ik hieraan nog iets toevoegen, namelijk over hoofdstuk III 'Verzamelde stukken'. In de inventaris Vollenhoven van de heer Schutte komt zo'n afdeling niet voor. Ik maak er uit op, dat hij thans de zelfde ideeën als de heer Fox huldigt, terwijl ik meer mevrouw de Booy zou willen volgen: wat is er niet allemaal verzameld in een familiearchief? 'Verzamelde stukken' als afdeling vind ik in een familie archief dan ook niet gelukkig. In deze inventaris denk ik o.a. aan no. 571 een vonnis in de erfeniszaak Van Beuningen, waarbij Mr. Coenraad de Wilhem was betrokken, en no. 978 een [124] brief van P.S. le Leu de Wilhem. Het zijn m.i. beide verzamelde stukken en waar om het ene in Hoofdstuk I is ondergebracht, het tweede in Hoofdstuk II, kan ik niet verklaren. De bewerker zal er echter ongetwijfeld zijn redenen voor hebben gehad. Mijn persoonlijke ervaring is, dat slechts één soort stukken van verre familie leden niet bij die verzamelde stukken hoeft te horen. Dat zijn de testamenten uit de tijd, dat het fideïcommis zich nog onbeperkt uitstrekte. Hier zou dat b.v. voor no. 495 kunnen gelden. Genealogisch geïnteresseerde en tevens waakzame ver wanten wisten op die manier soms in veel later tijd grote kapitalen binnen te halen, terwijl ze andere rechthebbenden rustig verzwegen. Wanneer ik bij het inventariseren zo'n testament in handen krijg, speelt mij dan ook onwillekeurig de versregel van Vondel door het hoofd: 'zij loert, zij loert om in te varen.' Het belangrijkste is echter, dat de inventaris de weg wijst en dat doet deze zeker. Ik zelf was uitzonderlijk gelukkig met een stuk over F. H. van Berck en het huis te Bloemendaal. Al mijn pogingen om een buitenplaats in Bloemendaal, waar zich in 1790/91 een romance afspeelde, die beschreven wordt in een fascinerend dag boek van een duits meisje Engelbronner, te localiseren faalden. Daar bracht het familiearchief Van Valkenburg de oplossing! I. H. van Eeghen Enige opmerkingen over brieven in persoonlijke archieven n.a.v. I. W. L. A Caminada en F. J. M. Otten, Inventaris van de papieren van Dr. JWMeyer Ranneft, Algemeen Rijksarchief 's-Gravenhage, 1971 (Offset). 128 blz. F. J. M. Otten, Inventaris van de papieren van Jhr. Mr. B. C. de Jonge, Algemeen Rijksarchief 's-Gravenhage, 1971 (Offset). 40 blz. Het is bijzonder verheugend dat zo snel na het overlijden van Meyer Ranneft (1968) en na het deponeren van de papieren van De Jonge (1969) twee inventa rissen verschijnen waardoor de onderzoeker de weg zal kunnen vinden in collecties die bijzonder veel informatie geven over de ontwikkelingen in Nederlands-Indië Indonesië, vooral in het tweede kwart van deze eeuw. De belangstelling die heden ten dage getoond wordt voor de gebeurtenissen die aan de souvereiniteitsoverdracht aan Indonesië voorafgingen zal mede bijgedragen hebben om deze verzamelingen met enige voorrang te behandelen. Het is niet gemakkelijk om persoonlijke papieren te ordenen; er is dikwijls geen voorafgaande ordening in te bespeuren en de inventarisator moet zelf maar een indeling bedenken die het mogelijk maakt om de weg te vinden in wat eerst een onoverzichtelijke massa papier was. Zeker het archief Meyer Ranneft, zelfs na ordening nog 12,40 strekkende meter, moet de makers van de inventaris voor grote problemen hebben geplaatst. Het archief De Jonge zal, gezien de kortere inventaris, vermoedelijk minder groot zijn, maar een vermelding van de omvang ontbreekt helaas. 125]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1973 | | pagina 70