ding en spelling van het stuk. Men moet nu eindelijk eens aannemen dat de ar chivaris de heiligenkalender kan hanteren. In de zeldzame gevallen, dat de jaar stijl niet geheel duidelijk is, zou kunnen worden volstaan met een korte aantekening in de trant van: paasstijl aangenomen. De bedoeling van mijn philippica tegen het klassieke, formalistische regest zal u duidelijk zijn meneer de voorzitter: Ik zou het willen afschaffen! Ongetwijfeld zal een aantal van u geachte aanwezigen mij nu willen wijzen op de talrijke onderzoekers, die dan toch maar veel aan de regestenlij sten gehad hebben. Het is overbodig, want ik behoor zelf tot die kategorie, maar desondanks blijf ik als archivaris bij mijn standpunt, dat de tijd, die aan het arbeidsintensieve regest wordt besteed, beter benut kan worden, met meer rendement voor de his torische onderzoeker bovendien. Nadere toegangen op de inhoud van de in de beknopte inventaris beschreven archivalia zijn dringend gewenst, maar er zijn an dere manieren om die tot stand te brengen, dan via het regest in die vorm, waarin vorige generaties het gekanoniseerd hebben. Men zou het meer van de aard der dokumenten moeten laten afhangen welke toegang men kiest. Regesten van leen-, cijns-, erfpacht-, en pachtregisters bijv. geven een eindeloze en totaal overbodige herhaling van de rechtshandeling. Repertoria, uitgaande van het leen- of pacht goed, met vermelding van de suksessieve bezitters en te betalen heergewaden en pachtsommen, zijn hier veel doelmatiger. Ook de losse akten van belening, pacht etc. zal men in zo'n repertorium kwijt kunnen. De overige losse oorkonden, de cartularia en registers van uitgegane oorkonden kan men toegankelijk maken op de manier van Kruisheer met een korte aanduiding, waarbij het voorkeur ver dient om per materiële eenheid te werken. Men behoeft dan niet om der wille van de chronologie de delen figuurlijk uit elkaar te rukken en het verband, waarin de oorkonden zijn ingeschreven, komt dan in de toegang tot uiting. Afhankelijk van het belang van het archief of bepaalde stukken, van de beschikbare tijd en van de algemene prioriteiten kan men de korte aanduiding eventueel voorzien van zoveel mogelijk trefwoorden en namen, al of niet in tabelvorm. Het is voor de archivaris niet moeilijk of tijdrovend een aantal konkrete gegevens op papier te zetten, dat wordt het pas als hij ze moet onderbrengen in een lopende zin, die dan ook nog niet al te zeer gekunsteld mag zijn. De archivaris moet de onder zoeker aanknopingspunten voor zijn studieobjekt verstrekken, die hem de weg wijzen naar relevante bronnen. Dat is voor hem genoeg, want nooit mag de toe gang een leven op zichzelf gaan leiden en suggereren dat raadpleging van de bron overbodig is. De oorkonde mag dan een belangrijk dokument zijn, voor de geschiedenis der middeleeuwen zelfs een van de gewichtigste bronnen, de tijd waarin de inhoud van een archief toegankelijk werd geacht, als de oorkonden waren geëxcerpeerd, is reeds lang voorbij. Er bestaan enkele regestenlijsten van brieven, waartegen hetzelfde is aan te voeren als tegen regestenlijsten in het algemeen. Bovendien gaan de regestenlijsten nooit verder dan de middeleeuwen en juist in de periode daarna 332 worden de briefwisselingen, zowel persoonlijke als zakelijke, zeer belangrijk. Een lijst van afzenders en datums is toch het minste dat de historische onderzoeker van de archivaris mag verwachten, eventueel nog een korte aanduiding van de onderwerpen. Zo'n geweldig werk is dat niet. Meer arbeid vergt het toegankelijk maken van de resoluties. Een zakenindex zou hier het beste op zijn plaats zijn, doch de onderzoeker zou al geholpen zijn met een lijst van de aanduidingen, die de griffiers zelf meestal in de marges van de resoluties geven. Voor wat de niet af gehaalde processtukken bij de gerechtshoven betreft, behoeft het lichtende voor beeld van de toegankelijkmaking van de dossiers van de Grote Raad van Mechelen de archivaris niet af te schrikken: een index op partijen en kwesties zou de dos siers en de sententieregisters ook al uit het duister halen. Een geweldige onder neming is het openleggen van de schepenregisters en de notariële protokollen. In verscheidene archieven is men met dit reuzenkarwei bezig, maar de tegemoetko ming aan de behoeften van het historisch-wetenschappelijk onderzoek is hierbij niet altijd het uitgangspunt en de drijfveer. De stamboomhobbyist wil alle persoons namen geklapperd zien, terwijl de historische onderzoeker al geholpen is met een index op partijen en vooral op onderwerpen. Ondanks mijn waardering voor de amateur-genealoog als archiefbezoeker, ben ik van mening dat de archivaris zich bij de vervaardiging van nadere toegangen op de archivalia in de eerste plaats moet laten leiden door de behoeften van het historisch-wetenschappelijk onder zoek. Als men alle tijd, die is besteed aan het klapperen van de doop- en trouw boeken zuiver ten gerieve van de hobbyisten, eens had benut voor het indiceren van de protokollen, dan zou er op dit punt al heel wat zijn bereikt. Het argument dat de doop- en trouwboeken lijden onder de veelvuldige raadpleging, toont geeenszins de noodzaak tot klapperen aan. Dit euvel kan immers worden onder vangen door de bezoekers fotokopieën of mikrofilms in handen te geven. De voorbereidingskommissie van deze studiedagen vroeg mij in dit exposé vooral de nadruk te leggen op de vraag waarom zoveel archiefbronnen niet of niet vol doende voor het historisch-wetenschappelijk onderzoek worden benut. Zie hier een eerste antwoord: omdat de inhoud van de in de inventarissen beschreven stuk ken veelal niet voldoende toegankelijk is. De rekonstruktie van de struktuur van een archief en de beschrijving van de eenheden in een inventaris vormen slechts een begin van het toegankelijk maken. Ik realiseer mij, dat het vervaardigen van nadere toegangen, waarvan reeds de Handleiding de wenselijkheid uitsprak, soms aparte projekten zijn, hetgeen de regestenlijst trouwens ook is. Voor de uitvoering ervan kan de archivaris echter in de meeste gevallen de medewerking inroepen van niet archivistisch geschoolde hulpkrachten, zodat de projekten op zich zeker niet tot de onberekenbare idealen gerekend behoeven te worden. Hier geldt vooral: hoe legt men de prioriteiten, want de nieuwe archieven blijven binnenstromen. Een lichtpuntje is echter dat de 19e en 20e eeuwse archieven, als ze eenmaal geïnven tariseerd zijn. beter toegankelijk blijken dan die van het Ancien Régime. De on derzoeker moet zich wel het administratieve systeem eigen maken, maar in de meeste gevallen zit dat logisch in elkaar en heeft hij het eenmaal onder de knie, dan zal hij merken dat hij via agenda's, indices en andere openingen, die het ar- 333

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1972 | | pagina 7