Het derde aspekt is, dat men niet verwachten mag, dat wanneer er weinig uit het archiefwezen komt, men dan ook de bereidheid heeft om daar iets in te steken. De vraag van de heer Struick gaat uit naar de keuze, in welke richting men wil gaan, welke waarde hecht men aan de openheid naar buiten of de geslotenheid naar binnen, of wil men dat combineren? Mr. Ribberink is het met dr. Struick eens, dat wanneer wij onszelf niet verkopen, dan worden wij verkocht. Wij moeten met onze deugd de straat op. Dr. Dekker gaat in op de kwestie, dat bij het inventariseren prioriteiten gesteld kunnen worden, die door de vraagstelling van buiten worden bepaald. Dat ver eist toch een samenspel, dat er nu niet of bijna niet is. Misschien zullen de gisteren genoemde commissies daarin verbetering brengen. Dr. Wijffels gaat ook even op de prioriteitskwestie in. Daarover heeft hij in Mos kou ook iets gezegd. Er zijn natuurlijk bepaalde groepen bezoekers: de weten schappelijke navorsers, de genealogen, de lokale historici enz. De genealogen vra gen in essentie niets anders dan indices van persoons- en plaatsnamen. Zij zouden het notariaat op die wijze geïndiceerd willen zien. Ik geloof dat er in één land in de wereld een aantal archivarissen is, dat aan hun wensen kan voldoen. In België is er de Vlaamse Vereniging voor familiekunde, die zo n 2500 leden telt met vele intellectuelen. Deze mensen willen indices. De spreker heeft toen besloten hen deze indices zelf te laten maken door hen bepaalde faciliteiten te geven, bijv. hele registers in xerox toe te spelen. Het kost iets aan fotokopieën, maar die komen terug en van de indices wordt een dubbel exemplaar aan het archief afgestaan. Drs. Mensonides meent, dat er in de discussies nogal eens onderscheid is gemaakt tussen het inventariseren en het verrichten van wetenschappelijk onderzoek. Als er inleidingen aan de inventarissen vooraf gaan waarin het historische verloop van de instellingen vermeld wordt, dan is dat toch ook een stuk wetenschappelijk werk. Drs. Bordewijk: Je kunt alleen maar goed aan de weg timmeren, als je goed in ventariseert en je kunt alleen maar inventariseren als je personeel hebt om aan de weg te timmeren. Het gaat om de mensen en financiën. De heer Van der Wijst wil aan de heer Dekker nog eens vragen naar de vorm van het regest, mede gezien de opvatting van de heer Ribberink, dat er koste wat kost geïnventariseerd moet worden, al stort het gebouw in. Mr. Ribberink reageert met te zeggen, dat hij het zo niet bedoeld heeft. Wij zullen in het kader van dit congres en in het kader van wat de afdeling O. en E. ons heeft voorgehouden, er toe moeten komen om een zekere tijd te gaan reserveren voor wetenschappelijk onderzoek. Programmeren in de zin zoals prof. Slicher van Bath dit heeft uiteengezet. Wij moeten ons takenpakket uitvoeren en niet alleen de binnenlopende bepaalt de wijze waarop wij die taak uitvoeren. De heer Van der Wijst vervolgt, sprekend over het regest, dat er verschillend over de N.B.'s gedacht wordt. Het is natuurlijk onmogelijk met de vraagstelling van [404] iedere bezoeker rekening te houden. De inventaris zal dus bijna steeds een slechts gedeeltelijke hulp zijn. Aansluitend op hetgeen door de heer Mensonides is gezegd over de inleiding op de inventaris, meent de spreker, dat de archiefbeheerder ook buiten de inventaris om moet bekend maken wat er in het archief te vinden is. Dr. Dekker is voor leidraden en niet zo voor een soort sprokkelingen uit het archief. Spreker verbaast zich steeds over de moeilijkheid, die men met de N.B.'s blijkt te hebben. Wat is daar nu toch tegen? In een gesprek met de heer Ribberink hierover sprak deze zich uit tegen een bijbel met kanttekeningen. Dat mag dan de mening van de heer Ribberink zijn, en juist omdat in dit verband de bijbel noemt komt hij aardig in het straatje van dr. Dekker: want ik wil nu juist van die kanon af, van die gekanoniseerde vorm, ik wil het experiment. Er zal een grote mate van subjectiviteit bij komen, maar anderzijds heeft de inventarisator bij het inventari seren zoveel, dat hij toevallig tegenkomt, wat met hem in het graf gaat. Laat het zo zijn, dat een archivaris in zijn N.B.'s subjectief is, maar het is toch ook zo, dat hij steeds in kontakt staat met het publiek en weet wat er ongeveer leeft. Spre ker handhaaft zijn standpunt, dat de inventarisator via de N.B.'s ten bate van het wetenschappelijk onderzoek zijn kennis, zijn informatie moet kunnen door geven. Drs. Bordewijk, die ook docent in het ordenen en beschrijven aan de archiefschool is, vond aanvankelijk het verhaal van de heer Dekker nogal ketters. Vorige week had de spreker juist aan zijn leerlingen verteld, over die N.B.'s en wat er allemaal niet in mocht staan, maar na enig nadenken en na enig overleg met anderen is hij toch wel tot de overtuiging gekomen, dat men de Handleiding te veel kanoni- seert en de inventaris te rechtlijnig wil maken en dat er toch zoals de heer Dek ker gezegd heeft teveel gegevens met de bewerker van het archief verdwijnen. Het is in ieder geval een zaak van genoeg belang om over na te denken. Tenslotte zit in de subjectieve N.B.'s toch een stuk informatie. Misschien moeten we toch de richting uit, die dr. Dekker heeft aangegeven. Mr. Ketelaar sluit graag aan bij wat de heer Bordewijk stelt. Hij vraagt zich soms wel eens af of de inventaris a la Muller, Feith en Fruin eigenlijk niet anders was en is dan een werkinstrument voor de archivaris zelf, die aan de hand daarvan het publiek de weg wijst. Hoe mooi de inventaris en de inleiding ook mogen zijn, voor de historische onderzoeker is dat onvoldoende. Dr. Dekker suggereerde een aantal verbeteringen en spreker is met hem van mening, dat de ontsluiting van het archief in regestvorm nader bekeken zou moeten worden. Er bestaat nog de mogelijkheid van de chronologische lijsten, zoals de Grote Raad die heeft laten zien, en er bestaan natuurlijk de indices en nog wel andere middelen. Of dat nu allemaal in een N.B. moet of in een bijlage, dat doet er niet zoveel toe. Zou het anderzijds niet van belang zijn, dat na het verschijnen van de inventaris, de inven tarisator verplicht wordt om op het moment, dat zijn werkstuk gepubliceerd wordt een nota te maken van een a twee bladzijden over wat je met het betreffende ar chief precies kunt doen. Deze suggestie wil hij graag aan het forum doen. Spreker ergert zich nogal eens aan de 'wartaal' die in de Bijdrage en Mededelin- [405

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1972 | | pagina 43