globalisatie te komen. Misschien heeft hierbij ook een rol gespeeld, dat met het
loskomen van de geschiedenis als aparte wetenschap verreweg de meeste docen-
ten en aanvankelijk waren dat niet anders dan hoogleraren zelf niet uit de
nogal gedisciplineerde vakwereld van het archiefwezen voortkwamen, maar eigen
lijk in dat opzicht autodidact konden worden genoemd of door andere verdien
sten, bijv. als goede leraren of uitstekende publicisten naar voren waren gekomen.
Als ik het kort mag samenvatten dan is derhalve de geschiedenisstudie aan onze
universiteiten er een geweest en gebleven van een algemeen-vormend karakter. Zij,
die geschiedenis afstuderen kunnen wetenschappelijk gevormd zijn en ook onder -
zoektechnisch zich hebben bekwaamd, maar dat hoefde en hoeft helemaal niet en
het merendeel heeft waarschijnlijk wel wat in die studietijd geleerd, bijv. het schrij
ven van scripties en dat is een moeilijk ding het redeneren over problemen
en theorieën en ook dat is natuurlijk moeilijk om goed te doen, dat ziet U da
gelijks voor de t.v., en misschien ook wel een soort historische habitus, waarover
ik later nog iets meer zal zeggen. Waar het mij hier om gaat is dat ik, al zie ik
vele bezwaren tegen dit soort van algemene vorming, er ook voordelen van zie.
Wij kunnen als het goed gaat historici krijgen als een Romein, een leermeester,
die, zoals U weet, alleen voor een studentenscriptie over de Kloksteeg in Leiden
het Leidse archief heeft geraadpleegd, maar daarna nooit meer in een archief
geweest is, behalve om archiefexamens af te nemen. Wij kunnen een Huizinga
daarmee opleveren, die heel zijn vak autodidactisch heeft geleerd, nadat hij Sans
kriet had gestudeerd. We kunnen een Presser krijgen, die een voortreffelijk docent
was en een groot literator, maar nog in zijn laatste grote boek 'De ondergang'
bleek niet precies te weten, wat er met bewijsplaatsen in noten moest gebeuren.
En we hebben over heel het land voortreffelijke leraren geschiedenis natuurlijk
niet alle opgekweekt, die dat leraarschap zichzelf hebben moeten aanleren, toen
zij voor de klas kwamen, maar intussen genoeg van het moeilijke vak geschiedenis
schijnen begrepen te hebben om vele leerlingen in descriptieve of analytische zin
begrip voor het verleden bij te brengen. Wij hebben natuurlijk veel academisch
gevormde geschiedvorsers gehad, al wordt ten allen tijde in verleden en heden door
U als archivarissen geklaagd, dat ze nooit of te weinig historici gebruik en dat
had ik al opgeschreven voor ik gisteren diezelfde klacht weer hoorde zien
maken van de archieven. Misschien is Fruin zelf wel het beste voorbeeld van een
goede geschiedvorser, die denk ik maar dat is slechts een veronderstelling
maar zelden op archieven verscheen, maar mijn indruk is, dat hij hoofdzakelijk
thuis werkte en het meeste wat hij van archieven zag onder ogen kreeg door hints
en kopieën maar osoms ook wel stukken misschien die Bakhuizen hem toezond
maar hij was een groot geschiedvorser, die zich in het vak hoofdzakelijk zelf heeft
moeten leren. Begrijp mij goed, ik verdedig hiermee niet ons hoger onderwijs
systeem bijv. in de geschiedenis door dik en dun, ik zie er alleen de zonnige kanten
ook van en poog U ervan te overtuigen, dat U niet té veel van akademici, die aan
een universiteit studeren of hebben gestudeerd, mag verwachten. Ik kom er nog
op terug.
Over de beroepsopleiding, die we eigenlijk anders zouden hebben moeten inrich-
384
ten, kan ik, geloof ik, op dit moment kort zijn. Het lijkt er nl. in de nabije toekomst
op, dat heel die beroepsopleiding niet of nauwelijks meer nodig zal zijn. Over drie
of vier jaar zijn alle posten van leraren bezet en zullen bovendien talrijke sollicitan
ten van de zg. Col- en Sol-instituten komen ik heb die namen niet bedacht,
maar zo heten ze nu eenmaal dat zijn dagopleidingen voor M.O., die wegens
hun lagere salarissen alle banen voor klassen waarin tweede of derde graads lera-
rendiploma's voldoende zijn, zullen overnemen.
Voor museummensen bestaat, zoals U weet, een stage, die men kan doen tijdens of
na de studie. Voor archivarissen is er de archiefschool. Het ziet er dus niet naar
uit dat ook al zou men dat willen of wensen, de beroepsopleidingen aan de univer
siteiten tot een zeer specifiek beroep in de geschiedenis, althans op dit ogenblik,
nog erg veel zin zullen hebben. Het lijkt erop dat we in de nabije toekomst wat dit
betreft niet veel verandering zullen mogen verwachten en dat onze opleiding aan
de universiteit ook in de geschiedenis een algemeen vormend karakter zal moeten
blijven dragen.
Juist omdat enerzijds de strikt gespecialiseerde beroepsmogelijkheden voor afge
studeerde historici zullen afnemen en anderzijds nu meer dan 500 eerste jaars in
ons land zich voor de studie van de geschiedenis melden, zal, of we willen of niet,
dat algemeen vormend karakter van onze opleiding aan de universiteiten algemeen
vormend blijven of weer moeten worden. Afgestudeerde historici zullen in de rij
moeten gaan staan bij alle sollicitaties waar tot nu toe bijv. juristen, economisten
en politicologen naar dongen.
Aandachtige toehoorders tijdens een der voordrachten van het symposion.
385]