beschrijving van dat geregistreerde materiaal, onverschillig of het nu nominatieve lijsten zijn dan wel of er al cijferreeksen liggen, dat komt ook wel eens voor, dan zit je altijd met een definitie. Die kun je misschien wel vinden als je heel diep in de administratie duikt, en als je daarmee heel goed op de hoogte bent, maar als eenvoudig onderzoeker sta je altijd met een zekere onbevooroordeeldheid tegenover zulk soort materiaal en dan kom je vragen tegen die op de beschrijving, op de defi nitie van dat materiaal betrekking hebben. Als je die definitie niet heel grondig kent, kun je eigenlijk niks doen. Bijvoorbeeld de garnizoensstad: zijn nu onder de aantallen betreffende de bevolking, betreffende de migratie, betreffende de sterfte, betreffende de hoofdelijke omslag, de militairen wel of niet opgenomen? Of zijn soms alleen de beroepsmilitairen eronder opgenomen of zijn soms alleen de be roepsmilitairen die in een eigen woning op het kazerneterrein wonen erin opge nomen? Dat kan, mijnheer de voorzitter, zoals N en U allen ongetwijfeld bekend is, in sommige steden heel wat uitmaken. Een ander voorbeeld: gemeentefinanciën. Als er geleend wordt voor de bouw van een gemeentelijke gasfabriek, dan vind ik zo'n bedrag misschien wel aan de debet kant van de rekening. Maar hoe is het nu gesteld met zoiets als het gymnasium of een zieken- of krankzinnigeninrichting? Die hebben soms een eigen vermogen en dan wordt er geleend. Hoe wordt dat dan geboekt? Weer zo'n zaak waarvan je je als simpel onderzoeker afvraagt: Hoe kom ik er achter, wat zijn de definities? Hoe is het materiaal beschreven? Het is zelfs zo dat ik bij een onderzoek op een ge geven ogenblik tot de conclusie kwam, dat de rekeningen van een bepaalde ge meente erop wezen dat er heel weinig schuld afgelost was. Totdat mij bleek dat het hele plan voor de aflossing van de te amortiseren leningen, de 2% werkelijke schuld, voor een groot aantal jaren er eenvoudig buiten gehouden was. Weer zat ik met het probleem, dat met systematisch bekend is, niet systematisch beschreven is wat er nu precies in die rekeningen zit. Waarschijnlijk ook omdat dat een heel speciaal onderzoek vergt, maar ik vertel een probleem dat ik in een praktisch wetenschappelijk onderzoek ontmoet heb. Dan zo'n tweede probleem. Dat ligt ook in dat vlak, nl. als je een keer aan het tellen bent, dan kom je voor de vraag: Wat tel ik nu eigenlijk? Daar moet je eigen lijk mee beginnen. Maar het lijkt in het begin altijd zo simpel, je telt de bedrijven. Dan moet je je toch wel eventjes realiseren: wat is nu je eenheid van telling? Tel je nu het aantal keren dat een beroep uitgeoefend wordt. Als je aan het eind van de 19e eeuw komt, tel je dan het aantal vestigingen in zo'n stad, of zeg je: nee, ik tel het aantal ondernemingen. Het is wel noodzakelijk dat men zich dat goed re aliseert, want die statistieken zijn nl. ook allemaal dat is mij gebleken op an dere definities gebaseerd. En ik zou een heel aardig anekdotenboek kunnen op stellen van vergissingen die gemaakt zijn omdat men dat eenvoudigweg niet in de gaten gehouden heeft. Kunt U zich voorstellen nietwaar, als er een scheepswerf annex machinefabriek is, en bij de ene statistiek wordt hij als machinefabriek ge teld dat is nl. gebeurd en bij de andere als scheepswerf en een derde doet het goed en onderscheidt een speciale combinatie waar ze allebei inzitten, en je ver- 368 gelijkt die drie tellingen dan kun je tot de conclusie komen dat er heel wat mutaties geweest zijn in die gemeente terwijl er in werkelijkheid niets gebeurd is. Dat doet zich bijvoorbeeld voor als je de staten van de arbeidsinspektie vergelijkt met de volkstelling of met de latere bedrijfstelling. Iets dergelijks vindt U ook dat is dan een bekend geval als je de patentregisters neemt en vergelijkt met andere statistieken. Heel simpel nog een ander voorbeeld: wat heb je nu bij de kop als je op een gegeven moment bezig bent met een produktiestatistiek van het aantal woningen te maken. Het is bijzonder belangrijk om dat te weten omdat het een vrij grote sector van het economisch leven was. Nu ga je tellen en dan vind je het aantal woningen maar nu blijkt dat in het ene geval het aantal percelen bedoeld wordt, maar bij de volkstelling wordt het aantal panden geteld. Er zijn fouten mee gemaakt, het is bijzonder moeilijk daar achter te komen wat nu de eenheid van telling is en dat is erg belangrijk. En dan: veronderstel nu dat je inderdaad zo ver gekomen bent dat je al die voetangels en klemmen en al die val kuilen vermeden hebt, dan kom je voor het volgende punt te staan, voor je derde probleem, dan zeg je: ik heb mijn cijfers maar nu ga ik ze toch wel indelen. Hoe deel ik ze nu in? Het is hoogst interessant om personen te tellen, maar als je van die personen echt iets af wil weten, dan moet je wel even weten waar ze vandaan komen, hoe oud ze zijn, welk beroep ze hebben, enfin gaat U maar door. Dan gaat U ze classificeren zoals de statisticus dat noemt. Voor leeftijd en voor geboor teplaats is dat zo moeilijk niet, dat wijst zich vanzelf wel. Maar meestal is het zo dat als U de publicaties bekijkt waar zulke cijfers in voorkomen dan komen er grote categorieën in voor. Bijvoorbeeld de voedings- en genotmiddelenindustrie, en U telt een bakker bij de voedings- en genotmiddelenindustrie, dat doen wij alle maal gelukkig. Maar als je het je goed bedenkt dan is dat bakken van brood eigen lijk een soort van chemisch proces. Als U nu een andere bedrijfstak neemt iets minder algemeen, maar ik kon zo gauw geen sprekender voorbeeld vinden overal kwam er gaswater vrij bij de gasfabricage in de tweede helft van de 19e eeuw. Elke gemeente had zijn zinken schuit en die voerde dat gaswater naar de salmoniakfabriek in Amsterdam en dan maakten ze er ammoniak van en dan pasten ze er een chemische bewerking op toe, nl. verhitten, hetzelfde wat ze in de bakkerij doen en dan zeiden we: kijk hier is chemische industrie. Ja, waarom is dat eigenlijk geen voedings- en genotmiddelenindustrie, want wat er gebeurt is precies hetzelfde. Dat is natuurlijk ad absurdum gezegd maar ik wil alleen maar zeggen dat je van te voren afspraken moet maken, hoe je dat indeelt, want anders gaan wij allemaal veronderstel dat er inderdaad een heleboel mensen gingen on derzoeken op dit terrein en er komen er meer dan er vroeger waren prachtige staten maken en dan staan er schitterende cijfers en wij gaan conclusies trekken maar wat er achter die cijfers is, daar klopt niets van. We moeten afspraken hebben. En het zou zo plezierig zijn als we dat op allerlei manieren konden be vorderen. Nu is het voor wat betreft die indeling naar beroepen en bedrijven niet zo ontzettend moeilijk om zo'n afspraak te maken. Er is nl. 75 jaar geleden een aantal mensen geweest dat zich gerealiseerd heeft, dat je die afspraken moest maken. [369]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1972 | | pagina 25