heeft: Wanneer ik naast de inventarisatie-opdrachten die ik heb, en naast de infor matie die ik moet geven, de tijd heb om nog het één en ander uit te werken, dan wacht ik mij daarvoor omdat ik gewoon geen tijd heb om, laten we zeggen, nog enkele dagen naar Den Haag of naar andere plaatsen te gaan om aanvullend ar chiefonderzoek te doen. Ik geloof dat het een soort voorzichtigheid is, dat men zich sneller naar dat lokale- en regionale aspekt wendt, dan dat men zich nog durft bewegen op landelijk terrein. Dr. Dekker is het daarmee eens, indien de heer Woelderink óók het woord gemak zucht onder de redenen wil schuiven. Mr. Ribberink reageert op hetgeen door de heer Mentink is gezegd, nl. dat we het verlies op landelijk terrein aan ons zelf te wijten zouden hebben en op de bewering van de heer Woelderink, dat er sprake is van een vlucht naar het lokale- en regio nale historisch onderzoek. Spreker meent, dat het op de weg ligt van de gemeente archieven in Nederland om aan lokale- en regionale geschiedbeoefening te doen. Diverse gemeentearchieven hebben daarvoor ook een equipage, die er zijn mag. Wanneer we het hebben over de situatie zoals die nu gegroeid is en dan richt ik mij tot de heer Mentink dan moeten wij er rekening mee houden, dat het ar chiefwezen of liever gezegd de rijksarchiefdienst vóór 1961 een formatie van nog geen 100 mensen omvatte, waarvan het middelbare en akademische kader waar schijnlijk iets minder dan de helft zal hebben bedragen. Deze mensen zijn sinds jaar en dag met een kwantitatief èn kwalitatief groeiend takenpakket geconfron teerd. Het is u ook bekend dat eigenlijk na het vertrek van Victor de Stuers, die voor de grote ontwikkelingen na de eeuwwisseling de stoot en daaraan leiding heeft gegeven bij onderwijs en wetenschappen, bezuinigingen de overhand hadden op iedere andere overweging, waar het het archiefwezen betrof. We mogen hopen, dat er een ander klimaat aan het opsteken is. Men kan zoals de heer Bordewijk het stelt, van de mensen niet verlangen, dat zij in 24 uur 48 uur volmaken. Roof bouw plegen heeft zijn grenzen en ik dacht dat we in de komende jaren, mede ge- inspireerd door het briljante betoog van dr. Dekker, vooral aandacht zullen moeten besteden aan de opbouw van een apparaat, dat enigszins in relatie staat tot de ta ken die de wetgever ons opgedragen heeft. We zitten nu bij de rijksarchiefdienst met een formatie van 178 man en feitelijk werken we op het ogenblik bij de dienst met allerlei hulpkrachten en vergeet niet wat het inschakelen van deze hulpkrach ten aan extra belasting meebrengt. Zij brengen een hele hoop profijt mee, maar een profijt dat pas in de toekomst geoogst zal kunnen worden in publicaties en anderzins. Ik onderschrijf gaarne van harte het betoog van dr. Dekker, maar wijs toch wel het verwijt van de hand, dat wij het aan ons zelf te wijten hebben. De generatie, die ons is voorgegaan in het archivariaat, heeft kans gezien met dub beltjes guldens werk te verzetten, maar dat heeft op een gegeven ogenblik zijn grens bereikt. Dr. Dekker is niet helemaal overtuigd. Hij onderschrijft natuurlijk, dat er door omstandigheden buiten onze wil heel wat minder mogelijk is dan vroeger, maar zou toch wel eens precies onderzocht willen zien, waarom men bij het Belgische ar- 344 chiefwezen, waar zoveel minder mensen werkzaam zijn, terwijl daar toch óók een nieuwe archiefwet is, al is hij niet in onderdelen gelijk met zoveel meer op het terrein van het historisch onderzoek uit de bus komt dan wij. Voorts houdt spreker vol dat als men het op regionaal en lokaal terrein wèl kan, het ook op groter niveau kan. En hij blijft betreuren, dat de heer Woelderink een goede studie maakt en niet even één middag naar Den Haag of twee middagen naar Utrecht reist voor verder onderzoek, waardoor het resultaat boven het lokale kan uit stijgen. Hij gelooft dat er nog heel wat mogelijk is. Mr. Ribberink stemt dit toe, maar hoopt dan wel, dat de tijd voor goed achter ons ligt, dat in regeringskringen geen man en geen cent klonk. Hij herinnert aan pro fessor Diepenhorst die het in de kamer zo formuleerde: wat zijn wetten zonder geld. De regering heeft dat toen aangehoord, er is een fooi gegeven en men is tijden lang op dezelfde voet doorgegaan. Dr. Dekker: Daar komt een tweede aspekt bij en dat is de kwestie van mentaliteit. Wij moeten, als het dan onmogelijk is om in bepaalde gevallen aldus bezig te zijn, niet denken en niet in de verleiding komen te menen, dat het ideaal is wat we doen. Als we maar voortdurend onder ogen zien, dat het eigenlijk een misstand is. Wij moeten dat nu maar eens goed aan elkaar zeggen. Mr. Ribberink: Dat ben ik volkomen met u eens en daarom ben ik ook zo bij zonder erkentelijk voor uw betoog. Dr. Van Hoboken sluit zich gaarne vanuit de gemeentelijke hoek aan bij wat de heer Ribberink gezegd heeft. Hij is het ook in tal van opzichten met de heer Dekker eens. In zekere zin vraagt u van ons, dat wij een schaap met vijf poten zijn en mis schien moeten wij dat wel proberen. Spreker geeft enkele voorbeelden uit de ge meentelijke sfeer wat de dienstverlening betreft. In Amsterdam werden in 1960 4.000 bezoekers geregistreerd. Dat worden er dit jaar 10.000, dus een stijging van 150%. Bij die bezoekers zijn mensen die veel eisen stellen: je moet besprekingen met hen voeren, zij zitten de hele dag op de studiezaal en behoeven uitvoerige voorlichting. Hetzelfde geldt voor enige honderden buitenlandse bezoekers. De correspondentie is toegenomen met meer dan het dubbele. In 1960 ging het om 500 a 600, nu zijn het 1600 in- en uitgaande brieven om inlichtingen. Daar staat tegenover dat de personeelssterkte gegroeid is van 28 tot 41, dus een stijging met een kleine 50%, maar dat is dan niet alleen wetenschappelijk personeel, zodat de stijging van de personeelsomvang helemaal niet opweegt tegen wat nodig is voor een goede dienstverlening. Het komt er dus op neer, dat we in de archief wereld aldoor achter de feitelijke ontwikkelingen aan lopen. Met de gebouwen waar we het niet over gehad hebben, is het net zo. Als je een nieuw archiefgebouw wilt neerzetten, de heer Van Hoboken zit zelf met dat probleem, dan komt er een plan en dan duurt het een jaar of twintig voor het is uitgevoerd en als het gebouw dan klaar is, dan moet je eigenlijk al weer plannen maken voor een nieuw. Hij is wel benieuwd naar het vergelijkend onderzoek, dat de inleider noemde ten opzichte van België. Als het waar is, dat de archivarissen in België veel meer aan weten schappelijke publicaties doen, dan wil de spreker ook weieens weten hoe dat zit. 345

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1972 | | pagina 13