Berichten
Nieuwbouwplannen voor het Algemeen Rijksarchief
De leden van de Tweede Kamer, de heren Van Ooijen en Van Lier (PvdA), heb
ben op 25 oktober 1972 aan de staatssecretaris van cultuur, recreatie en maat
schappelijk werk, de heer H. J. L. Vonhoff, schriftelijke vragen gesteld over de
nieuwbouwplannen voor het Algemeen Rijksarchief.
De staatssecretaris heeft deze vragen op 20 november 1972 als volgt beantwoord:
1 Vraag: Kan de Staatssecretaris mededelen wat er de oorzaak van is dat de
nieuwbouw van het Algemeen Rijksarchief aan de Laan van Meerdervoort te 's-
Gravenhage niet kan doorgaan?
Antwoord: De plannen tot oprichting van een nieuw gebouw ten behoeve van
het Algemeen Rijksarchief aan de Laan van Meerdervoort te 's-Gravenhage zijn op
grond van de volgende overwegingen niet verder voortgezet.
Het betrokken terrein aan de Laan van Meerdervoort maakt geen deel uit van een
bestemmingsplan of van een in voorbereiding zijnd bestemmingsplan, zodat onder
meer de toegestane bouwhoogte afhankelijk is van het daaromtrent bepaalde in
de Haagse bouwverordening. In het algemeen staat deze verordening een bebou
wing tot een hoogte van 25 m boven het straatniveau toe, met dien verstande dat
burgemeester en wethouders van deze bepaling vrijstelling kunnen verlenen.
Tot voor enkele jaren bestond de verwachting dat in feite tot een hoogte van onge
veer 60 m zou kunnen worden gebouwd. Overeenkomstig de gewijzigde stedebouw-
kundige inzichten vormt ter plaatse een bouwhoogte van 30 a 35 m het thans toe
laatbare maximum.
Ten einde de mogelijkheden tot verwezenlijking van het programma van eisen voor
het Algemeen Rijksarchief op dit terrein te kunnen toetsen, heeft de Rijksgebou
wendienst een voorlopig schetsplan doen ontwerpen met beperking van de bouw
hoogte tot 30 a 33 m.
Uit de vervolgens van dit plan gemaakte analyse kwamen tegen de ontworpen be
bouwing een aantal bezwaren naar voren.
308
In de eerste plaats moet de hoge bebouwingsdichtheid worden genoemd en in ver
band hiermede de onmogelijkheid een optimaal efficiënte rangschikking van de be
nodigde ruimten te verkrijgen. De aldus zeer gecompliceerde structuur van het ge
bouw, gevoegd bij het vrijwel geheel ontbreken van werkterrein bij de uitvoering,
zou tot onevenredig hoge bouwkosten leiden. Voorts voorzag het schetsplan wel
iswaar in handhaving van de huidige straatwand aan de Van Speykstraat, doch an-
derszijds zou een voor deze omgeving kenmerkende eigenschap, te weten het ruime
groene binnenterrein, geheel verloren gaan. dit vooral ten detrimente van de om
wonenden. Deze laatste omstandigheid en in algemene zin de bouwmassa van het
project wettigden de verwachting dat omwonenden en andere geïnteresseerden ern
stige protesten tegen deze wijze van bebouwing zouden doen horen.
Ofschoon de welstandscommissie heeft verklaard tegen het plan in principe geen
bezwaar te hebben, moest uit de laatstgenoemde omstandigheid wel geconcludeerd
worden dat geen redelijke zekerheid bestaat inzake het verkrijgen van een vrij
stelling door burgemeester en wethouders van de genoemde bepaling der bouwver
ordening.
Alle hier genoemde bezwaren, gevoegd bij de verwachting dat procedures van in
spraak van omwonenden en anderen een aanzienlijk tijdverlies zouden veroorzaken,
hebben geleid tot de beslissing af te zien van het terrein aan de Laan van Meerder
voort en te zoeken naar een oplossing op een ander rijksterrein in het Bezuiden-
houtkwartier nabij het nieuw te bouwen Centraal Station.
2 Vraag: Hoeveel vertraging zal de herziening van de plaats van vestiging en
de daarmee gepaard gaande wijziging van bouwplannen met zich meebrengen?
Antwoord: Naar de mening van de Rijksgebouwendienst gelden de in het ant
woord op de eerste vraag genoemde bezwaren niet of in aanzienlijk mindere mate
voor het terrein in het Bezuidenhoutkwartier, zodat de mogelijkheden om op dit
terrein tot een spoedige verwezenlijking te komen zeker niet minder zullen zijn
dan op het oude terrein.
Ik merk hierbij op, dat de voor het eerste ontwerp verrichte voorstudies aangaande
de functionele opzet van het gebouw voor het nieuwe plan onverkort toepasbaar
blijven.
Met de gemeente 's-Gravenhage is reeds een intensief overleg gaande, dat tot doel
heeft om vóór het einde van dit jaar een zowel stedebouwkundig als functioneel
bevredigende opzet van het gebouw te ontwikkelen.
3 Vraag: Acht de Staatssecretaris verder uitstel in de realisering van de nieuw
bouw verantwoord, gezien de onvoldoende accommodatie waarover het Algemeen
Rijksarchief thans beschikt?
Antwoord: Onder verwijzing naar het antwoord op vraag 2 behoeft deze vraag
geen verdere beantwoording.
309