leiding aan de rijks archiefschool. Aanstelling kan geschieden in de rang van
commies I, terwijl bij gebleken geschiktheid de rang van hoofdcommies haalbaar is.
Het bestuur is van mening dat het zo niet moet. Daarvoor was de opleiding tot
hoger archiefambtenaar niet bedoeld. Bovendien gaan zo de betere middelbare
betrekkingen voor de als middelbaar ambtenaar geschoolden verloren. Zou deze
ontwikkeling zich inderdaad voortzetten, dan betekent dit niets minder dan een
devaluatie van ons vak. In hetzelfde nummer van Intermediair vond de voorzitter
nóg een oproep met bedenkelijke kanten. Dit betreft de funktie van chef van een
secretarie-afdeling Interne Zaken, de afdeling waar het zgn. lopende archief wordt
verzorgd. Voor deze funktie wordt eveneens een academicus gezocht, een eis die
op het eerste gezicht wat overtrokken lijkt. Een vakopleiding, bijv. die van de
S.O.D., wordt daarentegen niet nodig gevonden, hetgeen zonder meer een kwa
lijke zaak is. Over een rang wordt in deze oproep in het geheel maar niet gerept.
Deze is, voor het betrokken gemeentebestuur althans, van later zorg. De voorzitter
zegt het niet te kunnen helpen dat het ook hier de gemeente Nijmegen betreft.
Ten aanzien van de nieuwsvoorziening door het Ambtenarencentrum deelt de heer
Van Veldhuizen mee dat het maandblad aan het éind van het jaar verdwijnt, om
plaats te maken voor incidentele berichten, uitsluitend aan het bestuur. De andere
bij het Ambtenarencentrum aangesloten organisaties nemen deze AC-mededelingen
voortaan in eigen week- of maandblad over. Bezwaren door ons bestuur naar
voren gebracht, hebben in deze niet mogen baten. In verband met het voorgaande
zal in samenwerking met de Vereniging van Archivarissen m.i.v. januari 1973 een
tweemaandelijks periodiekje worden uitgegeven, waarin behalve bepaalde mede
delingen van de V.A.N. ook berichten van onze vereniging en het Ambtenaren
centrum zullen worden gepubliceerd.
Zijn openingswoord besluitend zegt de voorzitter dat wij bijzonder goed op onze
hoede moeten blijven. Wat bereikt werd moet in bezit blijven, maar bovendien
moet nog wel wat verworven worden. Het is het bestuur een eer aan de daartoe
strekkende verenigingsactiviteiten in het afgelopen jaar leiding te hebben mogen
geven.
Bij punt 2 van de agenda blijkt dat schriftelijk bericht van verhindering is ontvan
gen van de heren Brekelmans, Renting, Schimmel en IJsseling en mondeling bericht
van de heren Schaap en Struick.
Vervolgens is aan de orde de benoeming van een nieuwe voorzitter, die onmid
dellijk na de voorjaarsvergadering van 1973 in funktie moet treden. De tegenwoor
dige voorzitter moet namelijk in de komende voorjaarsvergadering, na een periode
van vijf jaar, reglementair aftreden. Om te bereiken dat de nieuw benoemde zich
voldoende op zijn funktie kan voorbereiden, is deze benoeming reeds nu op de
agenda geplaatst. De voorzitter verzoekt de kandidaat van het bestuur, de heer
Van der Meiden, zich buiten het vergaderlokaal te begeven.
De voorzitter merkt daarna op dat het opstellen van een aanbeveling voor de
openvallende functie geen eenvoudige zaak is. Hierbij zijn niet alleen persoonlijke
eigenschappen en bekwaamheden in het geding, maar vooral ook belangstelling
voor het vakbondswerk. Het bestuur heeft zich bovendien gerealiseerd dat de
huidige werkkring en positie een niet onbelangrijke factor is, omdat de voorzitter
nogal eens overleg moet plegen met de Algemene Rijksarchivaris. De bestuurs-
kandidaat is werkzaam aan het Algemeen Rijksarchief, hetgeen dan ook in zekere
zin als een nadeel moet worden gezien. Maar hier staat naar de mening van het
bestuur veel tegenover. Collega Van der Meiden heeft blijk gegeven voor de ma
terie veel belangstelling te hebben en er ook heel wat van te weten. Hoewel hij te
kennen heeft gegeven dat hij niet van ongeduld staat te popelen, heeft hij verklaard
bereid te zijn een eventuele benoeming tot voorzitter te accepteren. De heer Van
Veldhuizen meent dat wij blij moeten zijn dat college Van der Meiden zich be
schikbaar stelt.
De secretaris verklaart daarna dat er geen brieven zijn binnengekomen waarin
tegenkandidaten zijn gesteld; ook tijdens de vergadering worden geen suggesties
in deze gedaan.
De heer Pirenne vraagt of ook uit de gemeentelijke sector kandidaten zijn gepolst.
De voorzitter geeft te kennen het niet nuttig te achten hier te vertellen welke na
men zoal in het bestuur zijn genoemd en met welke personen hij, geheel voor eigen
rekening, kontakt heeft gehad. Wel wil hij verklaren dat de heer Van der Meiden
de eerste is geweest die namens het bestuur is gepolst. Bovendien benadrukt de
heer Van Veldhuizen dat het bestuur onverdeeld achter deze kandidatuur staat.
De heer Ketelaar vraagt wie de vice-voorzitter is en na de mededeling van de
voorzitter dat collega De Jongh deze functie vervult hoe de verdere verdeling
van de functies in het bestuur dan zal worden, juist in verband met de verhouding
in het VAN-bestuur. De heer Bordewijk merkt in verband daarmede op dat het
aantal mutaties in onze kring vrij groot is, zodat de verhouding waar de heer
Ketelaar op doelt, binnen korte tijd geheel anders kan zijn. De voorzitter ziet in
deze verhouding geen overwegende bezwaren en vraagt tenslotte of men schrifte
lijke stemming wenst. Dit is niet het geval. Aangezien niemand verklaart tegen
benoeming van de heer Van der Meiden te zijn, constateert de heer Van Veld
huizen dat de benoeming bij acclamatie is geschied. De heer Van der Meiden wordt
daarna met applaus binnen gelaten. De voorzitter deelt het besluit mede en ver
zoekt de heer Van der Meiden zich uit te spreken over zijn benoeming. Deze ver
klaart de benoeming aan te nemen. De voorzitter zegt collega Van der Meiden
dank voor zijn bereidwilligheid. Hij wijst de heer Van der Meiden er op dat in
de beraadslaging o.m. is opgemerkt dat het feit dat hij in rijksdienst is zijn taak
zeker niet gemakkelijker maakt, maar dat desondanks de benoeming bij acclamatie
heeft plaats gevonden.
De heer Bordewijk zegt geschrokken te zijn van het standpunt dat de voorzitter
heeft verkondigd over het geval Nijmegen. Zijns inziens is er geen bezwaar tegen
de afstand tussen academici en niet-academici kleiner wordt. De voorzitter zegt dat
hij er op tegen heeft dat men in Nijmegen zover beneden de rijksnormen blijft. De
[242]
[243