Boekbespreking R. Wellens, Inventaire des archives de Vabhaye cistercienne d'Epinlieu (XlIIe - XVIHe siècles). Archives de L'Etat a Mons, offset Archives Géné rales du Royaume, Bruxelles 1970. 35 p. - Wüly Buntinx, Inventaris van het archief van de abdij van Hocht (Lana- ken). Rijksarchief te Hasselt, offset Algemeen Rijksarchief, Brussel 1970 30 p. - [H] J. Buntinx, Inventaris van het archief der abdij van Drongen. Rijksarchief te Gent, offset Algemeen Rijksarchief, Brussel 1971. 63 p. - J. Grauwels, Inventaris van het archief van het kapittel van Borgloon. Rijksarchief te Hasselt, offset Algemeen Rijksarchief, Brussel, 1971. 99 p. - \R] Epinlieu was een in 1216 gestichte abdij van cisterciënzerinnen nabij de stad Bergen in Henegouwen. In de 16e en 17e eeuw moesten de zusters vanwege oorlogsom standigheden herhaaldelijk uitwijken naar haar refuge in de stad. Zo werden de a dijgebouwen in 1572 verwoest door de troepen van Alva, nadat Lodewijk van assau, die toen Bergen bezette, er een versterking had aangelegd. Sinds 1678 toen de abdijgebouwen om militaire redenen werden afgebroken, verbleven de zus ters voorgoed in Bergen, totdat in 1796 haar communiteit werd opgeheven. Het archief vormt een der rijkdommen van het Rijksarchief te Bergen, want in mei 1940 werden aldaar bijna alle kerkelijke archieven door het Duitse bombarde ment vernietigd. Van de inhoud van het archief is vermeldenswaard de indruk wekkende serie rekeningen van 1451 tot 1774 (inv. no. 50-261), waarin slechts en- kele hiaten zijn. Hocht, in de Belgische provincie Limburg, werd aan het einde van de 12e eeuw gesticht als een cisterciënzerabdij, veranderde ca. 1220 in een abdij voor cisterciën zerinnen, terwijl in een later stadium geleidelijk de omzetting plaats vond in een kapittel van adellijke kanunnikessen. Het stift werd in 1796 opgeheven. Later kwa men de archiefstukken grotendeels terecht in het Rijksarchief te Maastricht, waar vandaan ze in 1953 naar Hasselt werden overgebracht. [2941 Drongen was een Norbertijnenabdij nabij Gent, in 1138 gesticht als opvolger van een reeds eeuwen bestaand kapittel van kanunniken. De abdij had veel te lijden van oorlogen en plunderingen en werd in 1797 opgeheven. De Norbertijnen bezaten vele pastorieën in omringende dorpen, waar meestal eigen monniken tot pastoor werden aangesteld. In Borgloon, tenslotte, werd in de eerste helft van de 11e eeuw opgericht een kapittel van kanunniken, waarvan aanvankelijk de graven van Loon, later de bisschoppen van Luik het patronaatsrecht bezaten en als proosten optraden. Het stadje ligt in de Belgische provincie Limburg. Bovenstaande gegevens zijn ontleend aan de inleidingen van de vier inventarissen. De inleidingen van E en H zijn zeer beknopt, zowel wat betreft de geschiedenis van de instellingen en het bestuur als ten aanzien van de vroegere ordening en de onderhavige inventarisatie. Meer informaties geven D en B. Over de indeling van de inventarissen kan het volgende worden opgemerkt. Alle beginnen met een hoofdstuk 'I Algemeenheden', maar niet alle hieronder opgenomen archiefbe standdelen zijn werkelijk generalia. Zo ziet men bijv. in E onder 'I Généralités' stukken betreffende belastingen en in H onder 'I Algemeen' overlijdensberichten van zusters. D begint met 'I Algemeenheden inwendig leven beheer', terwijl B in 'I Algemeenheden' werkelijke generalia geeft, maar in de onderverdeling de term 'Varia' gebruikt. De eigendommen en de financiën nemen een voorname plaats in de vier inventarissen in. E heeft hiervoor de hoofdstukken 'II Admini stration du Domaine' en 'III Administration particulière des biens' (geografisch in gedeeld), H één hoofdstuk, n.l. 'III Goederen, inkomsten en uitgaven', met in een onderrubriek de afzonderlijke goederen. D deelt hetzelfde in als E in de hoofd stukken III en IV, terwijl B de hoofdstukken II, III en IV aanduidt met resp. 'Economisch Beheer' (leggers en pachtcontracten), 'Financieel Beheer' en 'Cijns hoven'. Dit laatste hoofdstuk bevat registers betreffende de zes domaniale centra, in de omgeving van Borgloon gelegen. H bevat een hoofdstuk 'II Geestelijk Leven', d.w.z. betreffende rituele en liturgische voorschriften, terwijl hoofdstuk II van D handelt over "Parochies bediend door de abdij'. Behalve D hebben de inventarissen een hoofdstuk 'Processen' of 'Rechtszaken', waarin deze kerkelijke instellingen zijn gewikkeld geweest. H heeft hierbij een onderrubriek 'schepenbanken en laat hoven', met stukken betreffende voluntaire jurisdictie. H, D en B hebben reges- tenlijsten; een verschil met de gewoonte in Nederland is, dat deze lijsten in H en D eigenlijk een chronologische inventaris vormen van de charters en de losse af schriften van oorkonden, die dus niet in het systematische gedeelte van de inven taris voorkomen. Alleen in B zijn behalve regesten van charters ook regesten van in registers afgeschreven akten opgenomen, maar ook hier komen de charters in het systematische gedeelte van de inventaris niet voor. In de regestenlijst van D is het vreemd, dat nu eens de gebruikelijke regestvorm wordt toegepast, dan weer beschrijvingen voorkomen, beginnend met 'notariële akte', 'bulle' of 'dagvaarding', die in een regestenlijst niet thuis horen. In de inventarissen komen hier en daar beschrijvingen voor, waarbij het soort stuk achterwege blijft, zoals D 22: 'Afschaffing van de abdij' of E 433: 'Entretien [295]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1972 | | pagina 28