Een adelsdiploma stel ik op één lijn met een testament: het diploma behoort bij de in eerste instantie begunstigde, het testament bij de testateur al hebben beide stukken consequenties voor de erven.' De Booy: 'Er blijven vele twijfels over en ik heb het gevoel dat ik, juist wanneer ik in een strakke lijn tracht door te denken, bij familiearchie ven voor paradoxen kom te staan. Allereerst moet ik opmerken dat ik vrees dat ons uitgangspunt verschilt. U ver onderstelt namelijk dat ik er niet aan twijfel dat een familiearchief een 'archief' is. En daar twijfel ik nu juist wél aan, al vind ik wel dat we bij het inventariseren moeten doen alsof het een archief is. De funktie van een archief is die van het apparaat van een administratie, het dient als geheugensteun en als rechts- bewijs. Dat gaat ook nog op voor een persoonlijk archief. Niet voor een familie- 'archief'. Datgene wat de stukken in een familiearchief bindt is het 'familiegevoel', een veel vager iets dus. Veel familiearchieven, zo als ze tot ons komen, zien er uit als bijlagen tot een genealogie. De familie (die dus het archief gevormd heeft) be schouwt de genealogie als het bindende element. Moeten wij nu die orde van een vorige 'administratie' verstoren? Juist wanneer wij menen dat we te maken hebben met een archief, zouden wij ons immers moeten richten naar de familie die het archief zó en niet anders gevormd heeft, meestal ad maiorem familiae gloriam. En juist dan zouden wij dus een belangrijker plaats moeten inruimen aan die bin dende factoren, zoals genealogieën, die de familie zélf op de voorgrond plaatste, dat zij een ereplaats kregen in het 'archief'. Dit is de paradox. Gaan wij er daaren tegen van uit dat een familiearchief een verzameling is van persoonlijke archieven, dan staat het ons wél vrij om die genealogica een minder vooraanstaande plaats in te ruimen en om een inventaris te maken die ons archivistisch geweten minder pijn doet. Met andere woorden: wanneer wij het 'familiearchief' tot de archieven willen re kenen, dan moeten wij wel beseffen dat dit dan een archief is dat voor de archief vormer een heel andere funktie heeft dan gewone archieven. Het heeft in sterke mate een dokumentatie- en een gevoelsfunktie, en ik meen dat we die funkties dan ook in de inventaris tot hun recht mogen laten komen.' Fox: 'Uw twijfel of een familie-archief wel een archief is en niet veeleer een verzameling van persoonlijke archieven, heeft mij enigszins ontsteld. Kenmerk van een verzameling bijv. een postzegelverzameling is, dat deze bepaald wordt door de wil van de verzamelaar: hij verzamelt wat hij wil verzame len en laat terzijde wat hem niet interesseert. Gesteld: er wordt hier te lande een instituut opgericht, dat ten doel heeft de persoonlijke archieven van Nederlandse politici door aankoop, schenking of be waargeving te verwerven. Zo'n instituut bouwt dan een verzameling van per soonlijke archieven op. Een familiearchief heeft een heel andere wijze van ontstaan en van ontwikkeling. Het gaat door vererving over, gewoonlijk van vader op zoon. Men kan zijn eigen 286 voorouders niet naar willekeur uitkiezen, evenmin het familiearchief, dat zij al dan niet hebben gevormd. Zoals de secretaris van een vereniging het verenigings archief van een afgetreden of overleden voorganger overneemt om er vervolgens zijn eigen bijdrage aan toe te voegen door de notulen, die hij opstelt, en de brieven, die hij beantwoordt, zo neemt de zoon het familiearchief van de vader over om er, al naar gelang van zijn activiteit, zijn eigen bijdrage aan toe te voegen. Een familie archief is m.i. een archief, omdat het net als het archief van een bestuursorgaan of een vereniging bepaald wordt door een 'organische groei'. Allerlei rechtshandelingen van de voorouders, die vastliggen in de stukken van een familiearchief, zijn bindend voor de erven: de adel, die zij hebben aangevraagd, de grond, die zij hebben gekocht, de schulden, die zij hebben gemaakt. Daarom is naar mijn mening een familiearchief wel degelijk een archief, tevens, als U wilt, een samenstel of conglomeraat van persoonlijke archieven, maar géén verzameling van persoonlijke archieven.» Uiteraard doel ik steeds op een familiearchief in engere zin. Zo'n familiearchief in engere zin heeft vaak, ik erken het, een aanhang van verzamelde stukken. Het familiearchief als geheel heeft dan een ietwat hybridisch karakter: deels archief, deels verzameling.' Tot zover de correspondentie. Geheel overtuigd ben ik niet; het beeld dat drs. Fox oproept van een familiearchief-in-wording beantwoordt m.i. bijna nooit aan de werkelijkheid. Maar ook als het dat wel deed: de moeilijkheid blijft dat we, met het verbannen van genealogica naar de tweede rang, vaak dwars ingaan tegen de ordening die de familie zelf aan dit 'conglomeraat' van persoonlijke papieren heeft gegeven. Overigens bespeur ik ook bij mijzelf een voorkeur voor het re- konstrueren van het ideaal-beeld, zoals dat door Fox in zijn laatste brief beschre ven is; ik merk echter telkens weer dat een familiearchief dat ik onder handen heb wel degelijk onderworpen is geweest aan de wil van een of meer 'verzamelaars', die sommige familiepapieren wel, andere niet, uitkozen om bewaard te worden.4 Heel duidelijk blijkt dit uit hun houding ten opzichte van stukken die van moederszijde in het archief kwamen en 'dus niet bij het familiearchief horen', terwijl zij stukken van ver verwijderde oudooms er met graagte een plaats in gun nen. Een handelwijze die mij wel eens ergernis geeft. Maar hadden zij die verza melwoede niet, dan zouden er nauwelijks familie'archieven' bestaan, want lang niet elke familie heeft schulden, grond of adeldom. E. P. de Booy 3 De Ned. Archiefterminologie spreekt van een combinatie van persoonlijke archieven. Het schijnt mij toe dat dit ligt tussen 'verzameling' en 'conglomeraat'. E. P. de B. 4 Fox ziet dit anders. Blijkens de definitie van een archief door de Handleiding gege ven is het een wezenskenmerk van de afzonderlijke archiefstukken, dat ze bestemd zijn om te worden bewaard. Dit impliceert dat het archiefvormende bestuur, de archiefvor mende ambtenaar en de archiefvormende familie de vrijheid hebben bepaalde stukken, die zij niet van voldoende belang achten, niet te bewaren, m.a.w. weg te doen, te vernie tigen of uit hun archief te weren. Het karakter van archief wordt hierdoor zo stelt Fox niet aangetast. Het blijft archief, wordt géén verzameling. [287]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1972 | | pagina 24