Briefwisseling over familiearchieven Naar aanleiding van mijn bespreking van enige inventarissen van familiearchieven1 ontstond een briefwisseling met drs. J. Fox, die ik hier verkort weergeef. Het eer ste diskussiepunt was de plaatsing van genealogica in de inventaris van een familie archief. Moeten zij vóóraan komen, bij stukken van algemene aard, of bij de stuk ken betreffende de opsteller van de genealogie, zo had ik mij afgevraagd. Het bleek dat drs. Fox geen bezwaar had deze stukken bij elkaar te beschrijven. Zij dienden echter naar zijn mening niet vóórin de inventaris te komen, maar achterin, omdat het stukken van sekundaire aard zijn, evenals bijvoorbeeld oude inventarissen. Fox: 'Ik ben geneigd dit iets eenvoudiger te zien. De plaats van een archiefstuk in een archief wordt bepaald door zijn bestemming; het auteurschap doet met ter zake. Genealogieën zijn vrijwel nooit voor één bepaald persoon bestemd, dit blijkt althans vrijwel nooit. Derhalve mogen we naar mijn mening van de fictie uitgaan, dat ze bestemd zijn voor de familie in het algemeen. Stuiten we daaren tegen op brieven met een genealogische inhoud aan één bepaalde persoon gericht, dan behoren die m.i. bij de betrokken persoon te worden ondergebracht. Nog iets anders: genealogieën beschouw ik als archiefstukken van secundaire aard in tegenstelling tot doopakten, testamenten, ingekomen brieven en wat dies meer zij. Ik kan het ook aldus formuleren: de familie pleegt pas in een later sta dium over te gaan tot het schrijven van familieaantekeningen of het samenstellen van een genealogie. Een familiearchief behoort te beginnen met het eerste lid van de betrokken familie, die tot de archiefvorming heeft bijgedragen. Diens stukken behoren voorop te staan. Als ik de inventaris van een familiearchief onder ogen krijg, die begint met 'Stukken van algemene aard' en daarin dan genealo gieën presenteert, wil ik dit met fout rekenen, maar het is een stijl een opvat ting van inventariseren, die niettemin bij mij verzet oproept.' De Booy: 'Uw formulering van de reden waarom U genealogieën bij elkaar plaatst was voor mij zeer verhelderend. Ik had tot nog toe genealo gische verzamelingen meer gezien als een soort postzegel verzameling, iets dat al leen de verzamelaar c.q. samensteller aanging. Misschien komt dat doordat ik vaak te maken krijg met ontmoedigde genealogen die een bestemming zoeken voor hun verzameling waar niemand van de familie belangstelling voor heeft. Om deze 1 N.A. 1972, blz. 142—147. [284] genealogica te zien als 'bestemd voor de familie' is mijns inziens dan ook een fictie, maar toch wel een fictie die te verdedigen is en waarmee we kunnen werken. De familiekronieken, zoals die veel in het Van Swinderenarchief voorkomen, val len dan echter met nog meer recht onder stukken 'bestemd voor de familie'. Hier heeft de schrijver toch zeker de bedoeling gehad om iets vast te leggen voor zijn nageslacht. En dan kom ik op de memoires, die vaak opgesteld blijken te zijn als rechtvaardiging tegenover de kinderen. Moeten we die nu ook daarbij plaatsen, of mag dat bij de auteur? Er zijn altijd van die geleidelijke overgangen, die aanlei ding geven tot voortdurende twijfels. Wat doet U met stukken 'betreffende adeldom'. Ik bedoel de stukken, vaak stambomen, vaak z.g. 'bewijsstukken', al of niet oorspronkelijk, en de verdere correspondentie om het recht op adeldom te bewijzen. Dat gaat de hele verdere familie aan. Ik blijf het toch altijd praktisch vinden deze zaken bij elkaar te plaatsen en geef er de voorkeur aan de inventaris er mee te beginnen. Ik vind inventariseren zo'n moeilijke bezigheid dat ik altijd wat aarzelend ben om te zeggen 'zo moet het en niet anders'.' Fox: 'Inderdaad: inventariseren is een moeilijke bezigheid. We moeten enerzijds fouten zien te weren; anderzijds erkennen, dat verschillende opvattingen recht van bestaan hebben. Misschien moeten we noodgedwongen af en toe een zekere inconsequentie voor lief nemen. Op deze gedachte kom ik, nu U melding maakt van memoires. Evenzeer als op genealogica zou men er de fictie op kunnen toepassen, dat ze voor de familie in het algemeen zijn bestemd. Toch zou ik er ongetwijfeld persoonlijke stukken in zien en ze een plaats geven bij de auteur. Voor U en mij lijdt het dunkt me geen twijfel, dat een familie-archief een archief is, géén verzameling van papieren, al kan men er tal van 'verzamelde stukken' in aantreffen. Als ik genealogieën secundaire stukken noem, bedoel ik niet alleen secundair in chronologisch opzicht, maar ook in belang. U denkt bij genealogieën aan een post zegelverzameling, aangelegd door een bepaald persoon; ik meer aan een verzame ling van de familie, waar meestal meer dan één lid aan bezig is geweest. Hoe dan ook: het zijn m.i. geen archiefstukken in de engere zin van het woord, het zijn ver zamelde stukken, verzameld voor documentatie-doeleinden. Beschouwen we een familiearchief in wezen als een echt archief, dan is het m.i. logisch om met de archiefstukken in engere zin te beginnen, de verzamelde stukken als archivalische bijzaak te laten volgen. Een adelsdiploma zou ik plaatsen bij de man, die het heeft aangevraagd en ver kregen. Dit geldt ook voor de brieven, die bij hem ter zake zijn ingekomen, en voor de minuten of gelijktijdige afschriften van de brieven, die van hem zijn uitgegaan. Stambomen en andere 'bewijsstukken' evenwel ben ik geneigd bij ge nealogieën en verzamelde stukken te plaatsen met in een N.B. de aantekening, dat ze voor de verkrijging van adelsgunst hebben gediend en met een verwijzing naar het betrokken adelsdiploma.2 2 Naar Fox mij later ter toelichting heeft verklaard, stond hem dit schrijvende een ongeordend familiearchief voor de geest, waarbij de archivaris dus niet aan een oude, oorspronkelijke orde gebonden is. 285

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1972 | | pagina 23