de archieven van instellingen van meer dan gewone betekenis nog wel eens 18e-19e eeuwse tekeningen te vinden zijn. Een van de meest markante voorbeelden hiervan is het archief van de Evangelische Broedergemeente te Zeist, dat in het Utrechtse Rijksarchief gedeponeerd werd en waarin tal van 18e eeuwse bouwtekeningen van het bekende slot en van de gebouwen der broedergemeente bewaard worden. Uiteraard zijn hiervan nog meer voorbeelden te geven. Het archief van het Gere formeerd Burgerweeshuis, dat in het Gemeentelijk Archief van Utrecht bewaard wordt, leverde een laat 16e eeuwse bouwtekening (1579) op van een aantal huisjes, die eeuwenlang door ouden van dagen zijn bewoond en dankzij de oude tekening op verantwoorde wijze kunnen worden hersteld. 2 Natuurlijk bevatten ook de overheidsarchieven in Nederland veel waardevolle tekeningen. De architect, die bouwplannen heeft, zal bij de gemeentelijke, pro vinciale of rijksoverheid moeten aankloppen om een vergunning. Bij de aanvraag moeten de tekeningen van het te bouwen project worden gevoegd. De gemeentelijke archieven bewaren de bouwvergunningen met de daarbij behorende tekeningen (voor Utrecht 1860-1935). De tekeningen worden geleidelijk aan gemicrofilmd. Soms worden de originelen vernietigd, meestal elders opgeborgen. Het spreekt van zelf, dat de gemeentelijke, provinciale en rijksoverheid zelf ook als opdrachtgevers kunnen optreden en daardoor over grote reeksen bestektekeningen beschikken (ge meente Utrecht 1853 - heden). Er zijn in Nederland een aantal overheidsarchieven, die beschikken over zeer unieke prentverzamelingen, waarin ook massa's restau ratie-tekeningen geborgen zijn (o.a. in Utrecht van de Domtoren). De tekeningen van de bouw- en restauratie van kerken berusten veelal in de archieven van kerke lijke bouwbureaus. In de laatste jaren worden kerkelijke archieven vaak ter be waring aan de overheid aangeboden, waardoor de mogelijkheid bestaat, dat men zich voor oude restauratie- of bouwtekeningen van kerken en kerkelijke gebouwen tot de overheid dient te wenden. 3 Archieven van architecten worden ook wel in overheidsarchieven bewaard. Een verplichting tot overdracht bestaat niet, gelegenheid tot overdracht is er wel. Zo bewaart de gemeente Amsterdam o.m. het archief van de architect Boun ders (1885-1946). Het archief is 34 meter lang en bevat rapporten en tekeningen van elk door Baanders gebouwd huis. De gemeente Rotterdam bewaart de archie ven van het architectenbureau Sutterland (1940-1970). Het bevat een groot aantal dossiers met tekeningen van bouwwerken, ook buiten de stad Rotterdam. De ge meente 's-Gravenhage tenslotte bewaart de archieven van een 5-tal architecten of architectenbureaus (Van Nieukerken, 1889-1955, Co Brandes, 1912-1955, tekenin gen van veel huizen en winkels, Th. van Branningen, 1920-1950, fa. Mouton en de Wijs, 1800-1930, H. P. Berlage, 1910-19301). De stad Utrecht bewaart geen archieven van architecten. De topografische atlas bevat echter een aantal 17e eeuw se ontwerptekeningen voor verschillende huizen, 18e eeuwse bouwtekeningen voor i Hoofdzakelijk brieven; tekeningen bevinden zich in het Nederlands Documentatie centrum voor de Bouwkunst. [274] de buitenplaats Zijdebalen en het prachtige huis Janskerkhof 13, plannen van Jan David Zocher voor een 'uitleg' van de stad, 19e eeuwse bouwtekeningen voor huizen en winkels van Christiaan Kramm en C. Vermeys en tenslotte 20e eeuwse tekeningen van F. Nieuwenhuis. Het zal duidelijk zijn, dat voor de rijksarchieven in de provincies en voor de archieven van de rijksoverheid (in het Algemeen Rijks archief, Bleyenburg te 's-Gravenhage) soortgelijke opmerkingen te maken zijn en dat ook in de archieven van de Rijkswaterstaat, de Rijksgebouwendienst, provin ciale en gemeentelijke planologische diensten, waterschappen, hoogheemraad schappen, spoorwegen, fabrieken, oudheidkundige genootschappen e.d. veel teke ningen van kundige architecten te vinden zijn. Of het ooit tot een integrale beschrij ving van deze tekeningen zal komen is zeer de vraag. 4 Er zijn echter wel initiatieven in Nederland om te komen tot de centrale be waring van archieven van architecten. Zo werd in het verleden vanaf 1912 reeds gezocht naar mogelijkheden om 'een verzameling van bouwkunstontwerpen' te stichten. Het motief daartoe is te lezen in een bijdrage van J. H. W. Leliman in het tijdschrift 'De Bouwwereld' (1912 p. 345): 'terwijl iedere krabbel door een schilder van naam zorgvuldig bewaard blijft, is het de gewone gang van zaken, dat de beste concepties van befaamde archi tecten spoorloos verdwijnen, omdat de bouwkundige teekening als zoodanig en zelfs de opgewerkte perspectief, het 'Schaubild', niet als kunstwerk bedoeld is.' Door het te Amsterdam gevestigde genootschap 'Architectura et Amicitia' werden vrijwel direct daarna voorbereidingen getroffen tot de oprichting van een open baar 'Nederlands architectuurmuseum'De voorbereidingscommissie (waarin de Maatschappij tot bevordering der Bouwkunst en de Bond van Nederlandse Archi tecten vertegenwoordigd waren) verzocht op 9 augustus 1916 de Minister van Bin nenlandse Zaken om over te gaan tot de stichting van een 'Rijks-Architectuur museum'. Door allerlei oorzaak is het zover nooit gekomen. Prof. dr. J. Six doet in 1923 aan de regering het voorstel om uit de kern van de tentoonstelling van Nederlandse bouwkunst in de laatste kwart eeuw (t.g.v. het regeringsjubileum van koningin Wilhelmina) een collectie voor een Museum voor Bouwkunst te ontwikkelen. Uiterst langzaam komt er iets van de grond. In het Rijksmuseum worden enkele ter beschikking gestelde werken bijeengebracht. Maar de architecten menen, dat het sneller moet en dat het rijk als het zich met deze zaak gaat inlaten het dan ook goed moet doen, 'flink en breed, in overeenstemming met de wezenlijke betekenis der Bouwkunst(Architectura 1925, pag. 104). In 1940 blijken ook deze plannen nog niet gerealiseerd te zijn. Ook toen in 1952 overleg plaats vond tussen het genootschap 'Architectura et Ami citia' en de Bond van Nederlandse Architecten om te komen tot de oprichting van een Stichting 'Architectuur-Museum' en daarna (tot 1955) ook anderen zich met deze zaak waren gaan bemoeien bleek het 'organisatorisch fundament' onvoldoende hecht te zijn. Het 'Architectuur-Museum' komt er wèl, maar de be langstelling is zeer gering. [275

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1972 | | pagina 18