landen te hebben verkregen. Mejuffrouw Soemartini uit Indonesië deelde mede,
dat haar regering geld voor een nieuw archiefgebouw in 1971 beschikbaar heeft
gesteld. Het land heeft vier gekwalificeerde archivarissen, waarvan er drie in Ne
derland werden opgeleid en één in Duitsland. Nederland en Maleisië verleenden
hulp op archiefgebied. A. N. Khachatzyan uit de tot de Sovjet Unie behorende
republiek Kazakstan getuigde van zijn begrip voor de wens der ontwikkelingslanden
om documenten over hun geschiedenis van de vroegere koloniale mogendheden te
verkrijgen. Hij is zelf daar ook mee bezig wat stukken betreft, die voor het Kazakse
volk van belang zijn. De mededeling van C. E. Lee uit de Verenigde Staten, dat
zijn land op archiefgebied ook nog een ontwikkelingsland is, werd met gelach
ontvangen.
De vele sprekers, die nog op de lijst stonden, noodzaakten voorzitter Touili ieders
spreektijd te bekorten. J. F. Maurel uit Senegal en R. J. Coukoubo uit Kenya
klaagden over gebrekkige accomodatie. Van Russische zijde werd gewezen op het
in aansluiting aan het congres te Moskou te houden seminar voor 25 deelnemers uit
engels-sprekende landen in Afrika en Azië. De kosten van dit seminar werden
gedragen door de archivarissen van de Sovjet-Unie. De Argentijn G. Gillermo
noemde de door zijn land aan andere Zuid-Amerikaanse landen verleende hulp
op archiefgebied. J. Delmas uit Frankrijk en D. Abella van de Phillippijnen waren
de laatste interveniënten. Abella meende, dat de ontwikkelingslanden eerst goede
archiefbewaarplaatsen moesten hebben, alvorens zij de oude moederlanden om
archivalia kunnen vragen. Vijf aangemelde sprekers konden niet meer het woord
krijgen, maar hun tekst zal, evenals de vorige, in Archivum XXII worden gepu
bliceerd.
Sectievergaderingen.
Naast de vier plenaire zittingen waren er drie voor iedereen toegankelijke sectie
vergaderingen. Zij gingen over architectuurarchieven, archieven betreffende lite
ratuur en kunst en foto- en filmarchieven.
A rchitectuurarch ie ven
Bij de eerste, die onder voorzitterschap stond van de directeur generaal van het
Roemeense staatsarchief G. Titileanu, was M. Ie Moëll van de archives nationales
de France rapporteur. In zijn toelichting wees hij erop, dat vooral in Finland de
architecten veel aan de verzameling van gegevens hebben gedaan. In Canada be
rusten in de archieven microfilms van monumenten. Bij de Unesco worden de be
langrijkste monumenten, ook uit de twintigste eeuw, geregistreerd. Uit Nederland
noemde hij in het bijzonder de speciale regels voor de beschrijving van kaarten.
[266]
In Italië legt men de nadruk op het respect des fonds en maakt verwijzingen als
de kaarten afzonderlijk opgeborgen moeten worden. Tussen architecten en archi
varissen zou meer samenwerking moeten groeien. In het panel zaten mevrouw V.
Hazanova, voorzitster van de historische commissie van de unie van architecten
van de USSR; A. V. Vorobjev, directeur van het Wit-Russische centrale archief
voor wetenschappelijke en technische documentatie; D. Mannsaker, algemeen rijks
archivaris van Noorwegen; J. Zontar, gemeentearchivaris van Lublani in Joego
slavië; A. Papa van het Italiaanse staatsarchief en R. Lima, directeur van het Bra
ziliaanse staatsarchief. Laatstgenoemde was niet verschenen. De anderen brachten
naar voren, dat een gids van alle bouwkundige archivalia zou moeten worden op
gesteld en dat fotografie daarbij een belangrijke rol te vervullen heeft.
In het debat werd van Oostduitse zijde opgemerkt, dat daar te lande alle materiaal
over kunstenaars, architecten, enz. volledig in de openbare archieven terecht komt.
Door samenwerking van archivarissen en ingenieurs werden de oude stadscentra
volledig gereconstrueerd. Het eigendomsrecht van de particulieren op hun archief
wordt door het recht van de socialistische republiek beperkt. A. Graafhuis, ad
junct-gemeentearchivaris van Utrecht, gaf een boeiend overzicht van de situatie
in Nederland.6 Het is interessant hier te vermelden, dat collega Graafhuis na
de zitting werd aangesproken door de Poolse architect Olgierd Czerner, directeur
van het architectuurmuseum in Wroclaw, die grote belangstelling heeft voor het
werk van dr. H. P. Berlage en zich door de interventie van Graafhuis de weg
naar het Haagse gemeentearchief en het Architectuurmuseum geopend zag. Van
Spaanse zijde werd nog gewezen op gegevens in de archieven van Simancas.
Archieven betreffende literatuur en kunst.
Het rapport over de archieven betreffende literatuur en kunst was opgesteld door
mevrouw N. B. Volkova, directrice van het staatsarchief voor literatuur en kunst
van de USSR. Voorzitter van de zitting waarin het behandeld werd, was dr. G.
Exner, Direktor der Staatlichen Archivverwaltung der D.D.R. In het Panel zaten
G. Broderick van de Manuscript Division of the Library of Congres. Washington;
M. Del Piazzo van het staatsarchief in Rome; M. Gosiorovsky, hoogleraar aan
de universiteit van Bratislava; B. Zeiler, hoofd van het Duitse literatuurarchief
in het Schillermuseum in Marbach; P. Panayotov, directeur van het Bulgaarse
staatsarchief; S. Rambusch van het Deense rijksarchief en Z. Kolankowsky, direc
teur van het archief van de Poolse akademie van wetenschappen.
De problemen bij de archieven betreffende literatuur en kunst waren de volgende.
Moeten overheidsarchieven materiaal over literatuur en kunst verzamelen, in het
bijzonder in landen waar bibliotheken en musea op dit gebied reeds actief zijn? Is
er een scheidslijn te trekken tussen wat overheidsarchieven op dit gebied moeten
Zijn volledige tekst is als bijlage 2 aan dit verslag toegevoegd.
[267]