m r0A J :y ripo/iETAMH rnPo/ieTAPCKOM r AMKTATyPbl. Couna-iHCTHnecKag «t>e;iepaTHrfffaft ft&üpb OMTflm19!7" OKTHSPbl9f8 l ierde plenaire zitting: De archieven der ontwikkelingslanden. De vierde plenaire zitting ging over de archieven der ontwikkelingslanden. Vrij dagmorgen 25 augustus kwamen onder voorzitterschap van M. Touili, directeur van het Algerijnse staatsarchief, de rapporten aan de orde van S. N. Prasad, di rector of the National Archives of India, en J. Ede, Keeper of Public Records of the Public Record Office of the United Kingdom. Beide rapporten, maar in het bijzonder dat van dr. Prasad, bevatten een groot aantal gegevens over de ar chieven in de ontwikkelingslanden, zoals ouderdom, omvang, personeel, toegan kelijkheid, technische hulpmiddelen. In zijn toelichting wees de Indiase archivaris erop, dat het grootste deel van de Unescohulp naar bibliotheken en documentatie gaat en de archieven er maar bekaaid afkomen. Hulp voor op het klimaat afge stemde gebouwen en reprografie is dringend nodig. De begeleidende archivaris moet voor de ontwikkelingslanden politiek aanvaardbaar zijn en hij moet over improvisatietalent beschikken. Dr. Ede had aan zijn rapport weinig toe te voegen. Hij meende, dat er meer experts uit het ene ontwikkelingsland naar het andere zouden moeten gaan, zodat men minder behoefde te bouwen op de vroegere moederlanden. Hij zou beslist geen stukken uit het Londense Indian office naar India willen sturen, zij zijn de neerslag van een zeer belangrijk stuk Britse geschie denis. De eerste panelist, G. Antonelli van de technische afdeling van het Italiaanse staatsarchief, achtte de opleiding van archiefkader en -personeel voor de ontwikke lingslanden vooralsnog belangrijker dan archiefgebouwen. Ch. Kecskemeti van de Internationale Archiefraad wees op de kennis en ervaring, die de Unesco aan de ontwikkelingslanden doorgeeft. Een fondation internationale de developpement des archives is in oprichting. De heren G. Mendoza en G. Rapontchombo, ar chivaris-bibliothecaris van Bolivia en Gabon, waren niet aanwezig, zodat M. Rieger uit de Verenigde Staten dadelijk de gelegenheid kreeg zijn teleurstelling uit te spreken over de onverschilligheid van de regeringen der ontwikkelingslanden ten opzichte van hun archieven. S. O. Sovoolu uit Nigeria zag in de archiefhulp aan ontwikkelingslanden niet alleen een kwestie van humaniteit, maar vooral van rechtsherstel, hetgeen hem applaus van de vergadering opleverde. M. Cook van de universiteit van Liverpool, die Tanzania bezocht had, gaf een verhandeling over de infrastructuur van dat land. Er is een archiefprogramma nodig, opgesteld door de ontwikkelingslanden zelf, die moeten leren van de ervaring in het westen. De discussie werd geopend door G. Akita uit Ghana. Deze wilde hulp van de vroegere koloniale mogendheden zien als tegenprestatie voor wat de koloniën vroeger opbrachten. Dr. O. Mikhailov van de Unesco was in Jamaica en Tunis. Hij achtte de bescherming van archivalia in tropische landen, die techniek en geld ontberen, een hachelijke zaak. Van het Unesco-budget wordt 4 besteed aan de opleiding van jonge archivarissen. De Unesco wil symposia organiseren, bijv. over standaardisatie van de imput voor de computer of de schrijfwijze van de datum. Mevrouw Z. H. Nor uit Maleisië zei met moeite fotocopieën van voor de geschie denis van haar land belangrijke stukken uit de archieven der vroegere koloniale [264] Affiche betreffende een jaar proletarische diktatuur, oktober 1917oktober 1918.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1972 | | pagina 13