Ik denk aan 'grote man in kleine stad' voor de burgemeester, de advocaat en, 'Ik heb de eer te requireren' voor de officier van justitie, die opvallender wijze zijn laatste scherpste requisitoir op de dag van zijn pensionering gewoonlijk wijdt aan de feilen van zijn dienstvak. De archivaris pleegt er in eigen en buitenlandse literatuur behoorlijk karikaturaal af te komen: introvert type, weltfremd, 'gedeukt, gebutst en toch nog even gebrand op dit onzalig leven'. En met een enjambement van Cultuur naar Recreatie: de archivaris van de heer Manders heeft in de meeste huiskamers een absoluut gepraedestineerde kijkdichtheid. Maar in het meer serieuze vlak. Men zou verwachten dat het 'profiel' van de archivaris product zou zijn van Franse esprit of van Duitse Gründlichkeit. Het komt niet eens uit de oude, Europese cultu rele hoek, maar is real American. 'The archivist' het schaap met de vijf poten 'the archivist should be a man of letters who has specialised in history, political science, law, and archival science. He should be a man of affairs with something of the politician in his make-up and he must deal with congresses and legislatures in order to make it a succes.' Ik wil graag alle definities en vergelijking tot schapen met vijf poten laten voor wat zij zijn. Twee criteria dienen om hem te beoordelen. Allereerst is hij de dienaar van de overheid en de gemeenschap; primair is zijn taak de archieven door conserveren en inventariseren toegankelijk te houden. In dit uur van de oogst 1971 kan ik U, mijnheer de Staatssecretaris, aanbieden de bijna voltooide inventaris van de inter nationaal beroemde, hier berustende collectie Port-Royal, waaraan met monniken- geduld jaren achtereen ook na zijn pensionering mijn voorganger Dr. Van de Ven heeft gewerkt en voor de laatste zware loodjes Mej. Meiners en de heer Leeu wenberg en waar het buitenland met ongeduld naar uitziet. De inventaris van deze collectie, voor Frankrijk van zo'n grote importantie, waarin kopstukken als Pascal, Quesnel en vele andere figureren, zal dan ook verschijnen in de serie 'Inven- taire de l'histoire des idéés', waarbij ik tot slot de troostende mededeling kan voe gen, dat de drukkosten niet zullen drukken op het budget van Uw ministerie. Spijt alleen is er, dat wegens revalidatie na verkeersongeluk de auteur hier verstek moet laten gaan. Naast inventarisatie of liever daaraan voorafgaand en gestaag verder ontwikkelend moet de wetenschapsbeoefening als opgave in het archiefwezen staan, die in Utrechts rijksarchief goed gediend heet, naar al is opgemerkt. Verkeerdelijk denkt men soms, dat wat her en der op dit stuk gewrocht wordt, in diensttijd gebeurt, maar onze getourmenteerde echtgenotes en kinderen weten beter. In een heel vroeg stadium heeft er misschien zo'n archivarisparadijs bestaan. Als ik de Vlaamse romanschrijver Hubert Lampo mag geloven, moet je dan teruggaan tot in de tijden van de Egyptische pharao's. In die romanverbeelding plaatst hij de zonen van Rachel, Joseph en Benjamin, beiden aan Pharao's hof: de eerste als prime-minister, de ander als bibliothecaris-archivaris. Lampo, die duidelijk maakt dat de gestie van Joseph hem niet zinde, legt Benjamin deze alleenspraak in de mond: 'Ik was hem, Joseph, er ten zeerste dankbaar om toen hij van de vorst bekwam, dat ik als hof- bibliothecaris en archivaris werd aangesteld, een ambt dat weliswaar veel minder aanzien genoot dan bijvoorbeeld dit van opperstalknecht of koninklijk barbier doch, [256] zonder maar alleen een eretitel te vertegenwoordigen, mij veel vrije tijd gunde Dat kunnen nooit de mogelijkheden zijn geweest anno 1971, toen enerzijds de char termeester Dr. Dekker opnieuw buiten bezwaar, dit standaardwerk van 700 blad zijden als dissertatie cum laude in Amsterdam de faculteit aanbood en evenmin de heer Weijtens, die de voor de kunstgeschiedenis belangrijke studie in druk aanbiedt over de Arundel-collectie, waarin vele internationale museumtopstukken verschij nen, die eenmaal in Amersfoort, thans de grote buitenlandse musea sieren, Dürer, Rafaël, Rembrandt, Titiaan, Veronese, Breughel. Mijnheer de Staatssecretaris, bij een normale opening plegen de bewoners van het gebouw geschenken aangeboden te krijgen. De rollen waren hier misschien wat om gedraaid. Maar mag ik U, die straks, wanneer de gemeente-archivaris zijn kijk op de zaken heeft gegeven, de officiële ingebruikname zult praeconiseren waarvoor nu reeds onze dank, een cadeau vragen, en dat niet voor ons zelf, want Utrecht is onder de pannen, maar voor een aantal benarde, aanwezige collega's? U zoudt b.v. Plastic and Rubber-Weekly's 'there's hope yet for archivists' kunnen doen horen ondanks de zware zeegang, waarin het schip van Staat nu gaat. U zou het ook kunnen doen met een kennelijk goed bestuurder uit een ver verleden, paus Damasus, die zijn wilsver klaring in een op de klassieke oudheid geïnspireerde lapidaire volzin vastlegde: 'Archivis, fateor, volui nova condere tecta.' 'Ik erken het besluit genomen te hebben de archieven onder dak te brengen.' Maar daarmede alleen zijn wij er niet: moge, wat dreigt, niet opnieuw in een pe riode van wat euphemistisch een ruime arbeidsmarkt heet, de archiefdienst de direc te dienstverlening, waartoe wij verplicht zijn, verkapt met slachtoffers van een eco nomische crisis gaan voeren. Dan zal sans gêne en sans reproche het archiefwezen in traditionele zin zijn kwartieren hoog blijven voeren. De archieftraditie in de geest van Wieder, die sprak van de alleswetende archivaris; van de man verder, om Lampo nog eens te citeren, die weet, dat er naast de op schrift gestelde wetenschap nog een andere, door het duister der eeuwen aan de blik onttrokken geschiedenis moet bestaan. De ondergrondse geschiedenis van gebeurtenissen en toestanden, sluimerend in de archieven of weggespoeld door het grove vergiet der eeuwen. Rede van de Gemeentearchivaris dr. I.E. A. L. Struick. Excellentie, Dames en Heren, Voor een buitenstaander zijn archiefstukken levenloze, saaie dingen, maar de ge ïnteresseerde, die zijn neus in de boeken steekt, kan door de simpele aanraking met het ogenschijnlijk dode materiaal levensechte, warmbloedige mensen uit vroeger dagen te voorschijn zien komen uit hun geestelijke nalatenschap: van Hendrik V, keizer van het Heilige Roomse Rijk, die in 1122 het Utrechtse stadsrecht komt be- [257]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1971 | | pagina 9