in het snijden van de padi, die men zelf gezaaid heeft', om met Havelaar te spreken. Hiermede zij niet gesuggereerd, dat het ministerie van Cultuur, Recreatie en Maat schappelijk Werk zich niet zou mogen verheugen, als legitieme voortzetter van dit vroegere ministerie van O.K. en W. Midden in de wedstrijd om de bouw tot een goed einde te brengen, dient te worden gememoreerd hoeveel armslag werd gegeven om dit archiefgebouw te brengen tot die graad van perfectie, welke het eigen is. Puttend uit een negatieve ervaring elders, waar dure uitgewerkte plannen voor een gecombineerd archief van rijk en gemeente voor goed onder de tafel werden ge veegd, groeit bij mij uiteraard de waardering voor de drie instanties nl. de rijksuni versiteit, het gemeentebestuur van Utrecht en de rijksoverheid, die hier zo'n vlot combinatiespel op de grasmat van het voormalig terrein der Veeartsenij wisten neer te leggen. Wanneer ik met deze beschouwing toch nog in de praenatale periode ben, zou ik te kort schieten als ik niet uitdrukkelijk hulde bracht aan de bibliothecaris van de uni versiteit, Dr. Grosheide, de goede buur, zoveel beter dan de verre vriend, die zelfs ongevraagd soms onze behuizings- en verhuizingsmoeilijkheden wist weg te nemen. Wanneer wij op dit moment de balans opmaken, dan komt in de orde van verdien stelijkheid ongetwijfeld de hoogste erkenning toe aan Ir. Spruit, de architect. Dit kan met des te groter stelligheid worden staande gehouden, omdat een vrij langdurig gebruik de voortreffelijke kwaliteiten van het werk van zijn geest en handen in de praktijk heeft bewezen. Natuurlijk mag men daarbij verdisconteren, dat aan deze bouwmeester het terrein geen enkele belemmering stelde1. Dit in tegenstelling met zijn collega, die binnen het strakke, gegeven terrein van een Middelburgs abdij complex of in Arnhem tussen de gesloten bebouwing van een door de historie gesig neerd marktplein had te opereren. Op dit stuk had de scheppende verbeelding geen weerstanden te overwinnen. Daar staat intussen wel tegenover, dat de opgave om in goede harmonie twee papiersilo's 0f om het vriendelijker te formuleren twee dozen van Pandora van respec tievelijk acht en vijf verdiepingen met een naar rato kleine voorbouw (door eigen aard en bestemming zonder veel representatieve aspiraties), dat zulks nu niet direct een fascinerende uitdaging in architectonicis oplevert. Als de aesthetici al niet had den voorgezegd, dat het complex een zeer geslaagd geheel in zijn omgeving op levert, dan zou ieder Uwer na eigen aanschouwing dit eveneens reeds hebben vast gesteld. Maar wat vooral bijzonder aanspreekt en ons, die de dankbare gebruikers mogen zijn 'a joy for every day' blijkt, is de luciditeit en de ongeveinsde ongekun steldheid van de opzet, naast de gedurfdheid van deze tot de 'brutalisten' gerekende architect, die geen fa9ade van Carrarische marmer behoeft, maar schoonheid puurt uit eerlijk beton. Ongetwijfeld dwingt de tijd al om naast de architect ook de leiding, Ir. Scheurkogel en zijn medewerkers van de rijksgebouwendienst en in één adem daarmede Ir. Hogedoorn en Ir. Dam en staf van gemeentewerken te danken.die de architect zo kennelijk een brede marge van bewegingsvrijheid lieten, het overleg met de toe- 1 Zie Ned. Archievenblad 1968, blz. 247-255. 252 komstige bewoners daarbij inbegrepen. Aldus is voor een groot aantal specifieke archiefdesiderata zó, steeds doortastend, de adaequate vervulling op de tekentafels gebracht. Ik meen geen passender woord van lof voor dit alles te kunnen vinden dan de gebeitelde uitspraak van Augustinus: 'Omnia constituta sunt in ordine et dispositione': 'Dat alles voortreffelijk en in fraaie vormen staat uitgedrukt'. Een krachttoer bij de verwezenlijking bestond ook de aannemersfirma Van Boe- schoten. De geraamde bouwtijd van 23 maanden wist zij niet alleen te reduceren tot 17 maanden, doch tevens leverde zij in deze gauwigheid het bewijs, dat vlug en goed niet immer twee behoeven te zijn; integendeel hier zijn zij duidelijk identiek. Omgekeerd evenredig aan de snelheid, waarmede de oplevering van de bouw in 1968 gepaard ging, is die van de inrichting ervan geworden, tenminste voor wat het rijksarchiefgedeelte betreft, waartoe ik mij verder beperk. Op enkele essentiele pun ten werd bij de inrichting met opzet van de gebruikelijke wijze van doen afgeweken. Zes van de acht depot-verdiepingen werden uitgerust met een mobiel-electro-instal- latie. Hiertoe werd eerst in een vrij laat stadium besloten, waarvan echter naast vertraging de uitkomst is, dat de nuttige ruimte met 85% automatisch in dubbele zin werd opgevoerd. Verwacht gevolg is dat, althans qua opvangscapa- citeit, Utrechts rijksarchief geen belemmering ondervindt bij de uitvoering van de Archiefwet 1962. Dat deze bron van vertraging winst uit verlies opleverde, doordat functionering en beveiliging van het bestaande proto-type veel hoger konden wor den opgevoerd, danken wij buiten twijfel voor een zeer groot deel aan de heer Rosink van de rijksgebouwendienst in Den Haag. Komend tot een tweede oorzaak van onze 'Spatlese' om nu maar in de termino logie van de wijnoogst over te gaan wil ik trachten mijn woorden heel omzichtig te kiezen. Het gaat immers over een 'spécialité de la maison'. Gelukkig hebben ande ren in binnen- en buitenland hun oordeel op schrift en door navolging in de praktijk reeds gegeven. Een recente uitspraak luidde; 'Het Utrechtse rijksarchief, dat op in drukwekkende wijze modern archiefbeheer kombineert met wetenschapsbeoefe ning'. Het paradoxale in deze uitspraak is nu, dat dit 'modern archiefbeheer' wordt verwezenlijkt door conserveren, zodat op de keper beschouwd progressief hier staat voor conservatief. Ik moge dit toelichten. Twee belangrijke fondsen van practisch ieder archief van enige belegenheid, vor men de oorkonden of charters, en de oude kaarten, die een onschatbare waarde be zitten. Merkwaardig is, dat het georganiseerde archiefwezen, dat zijn eerste opbloei kende in de tweede helft van de 19e eeuw, zijn grootste impuls uit Nederland kreeg. Voor de archivarissen hier is het vervelend om weer eens te horen, dat de Handlei ding voor de ordening der archieven in dertien talen is overgezet, laatstelijk in het Japans. Echter naar de conservering, die toch wel onze eerste taak is, werd nauwe lijks een hand uitgestoken. De oorkonden met doorgaans zwaar beschadigde zegels zaten en zitten (zelfs nu nog hier) in afschuwelijk kleine kruidenierszakjes opgevou wen. Hierin verandering te brengen, heb ik mij ten doel gesteld, toen de bouwplan- [253

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1971 | | pagina 7