In memoriam J Mvan de Venne maat is gebleven. Voor zeer kleine archieven wordt niet per jaar 1 /3e maar de helft of zelfs het gehele archief bewerkt. 2. De nazorgdienst is in het leven geroepen om de ordening van archieven op peil te houden (c.q. te brengen) en die werkzaamheden uit te voeren waartoe de registra- toren van het bureau O.D.R.P. vroeger slechts adviseerden, te weten vernietiging, tijdige afvoering en inventarisatie. De opbouw van de archieven is daarbij zodanig gedacht, dat reeds bij de opberging de belangrijkste archiefbescheiden worden ge scheiden van de te eniger tijd te vernietigen bescheiden. De aan lange bewaartermij nen gebonden archiefbescheiden worden reeds aanstonds als collectie geformeerd. Door deze opzet wordt de zeer arbeidsintensieve nabewerking bij vernietiging ver meden. Naar de archiefbewaarplaats worden slechts uitgekamde archieven overgebracht. Met deze wijze van werken wordt beoogd de zelfs bij herhaling voorkomende revi sies van statische archiefbestanden overbodig te maken. 3. De hiervoor omschreven opbouw kan uiteraard niet aanstonds worden inge voerd bij alle gemeenten die zich voor aansluiting bij de nazorg melden. Daarom moeten de archieven allereerst op 'nazorgpeil' worden gebracht. Daartoe wordt het dynamische archief voorlopig afgesloten; de dossiers van de 'lopende dienst' wor den uit het af te sluiten dossierbestand gelicht om daarmee een nieuw archief te for meren. De (gerevideerde) dossiers worden in de nazorg (zie 2) opgenomen. Deze afsluiting heeft in de eerste plaats tot doel een selectie mogelijk te maken, ge baseerd op de informatiebehoefte. Komt namelijk een dossier van het voorlopig af gesloten archief in handen voor raadpleging, dan wordt in het algemeen tevens dat dossier overgeheveld naar het op nazorgpeil gebrachte bestand. Zo wordt de om vang van het nieuwe bestand sterk beperkt. De ervaring heeft geleerd, dat na ver loop van ongeveer een half jaar geen beroep meer wordt gedaan op het afgesloten archief. Het voorlopig afgesloten archief wordt enige jaren bewaard vóórdat de definitieve vernietiging van daarvoor in aanmerking komende stukken plaats vindt. Aan de ge meentebesturen wordt voorgesteld het statische bestand geleidelijk te saneren. Het ligt derhalve niet in de opzet besloten, dat de dossiers, die na de overgang naar de nazorgdienst niet (veelvuldig) meer worden geraadpleegd, zonder meer definitief worden afgesloten en naar de archiefbewaarplaatsen overgebracht. Wij vertrouwen er op, dat deze nadere inlichtingen onze bedoelingen met betrekking tot de opbouw en de functionering van de dienstverlening 'nazorg archieven' hebben verduidelijkt. Wij verklaren ons gaarne bereid die informaties te verstrekken, waaraan U na het vorenstaande nog behoefte mocht hebben. In dat geval verdient het de voorkeur, dat U daartoe direct contact opneemt met de directeur van het Centraal Advies bureau O.D.R.P. Vereniging van Nederlandse Gemeenten mr. L. G. van Reijen 248 Op 26 maart 1971 overleed te Maastricht op tachtigjarige leeftijd Joseph Marie van de Venne, na een loopbaan van meer dan vijftig jaren in het Nederlands archief wezen. Geboren in het Midden Limburgse Linne op 3 februari 1891 werd hij door de toenmalige Maastrichtse Rijksarchivaris Flament reeds in 1907 te werk gesteld aan het Rijksarchief in Limburg bij welke instelling hij op 1 maart 1956 als hoofd- archivist A werd gepensioneerd. Ook na zijn pensionering bleef hij echter nog enkele jaren met een bijzondere opdracht zijn archivistische werkzaamheden voortzetten, zodat hij in 1957 het feit kon herdenken, dat hij vijftig jaar zijn krachten aan het Rijksarchiefwezen had gewijd. Bestonden aanvankelijk zijn inventarisatie-werkzaamheden in het ordenen en be schrijven van aanwinsten, het herzien van de catalogus van de kaartverzameling, reeds spoedig werd hem opgedragen het ordenen en inventariseren van de oude rechterlijke archieven van de Landen van Overmaas. Orde scheppen in een chaos, die voornl. ontstaan was door een brand in de arrondissementsrechtbank te Maas tricht in 1866, (waar deze archieven op dat ogenblik nog berustten), werd uiteinde lijk zijn levenswerk, dat hij eerst na zijn pensionering kon voltooien. Het resultaat was een inventaris van ruim 10.000 nummers, getypt (zonder inleiding en klappers) 1400 blz.De werkzaamheden hieraan werden herhaaldelijk onderbroken door andere inventarisatie-opdrachten. Zo verscheen o.a. in 1953 van zijn hand een be schrijving van de doop-, trouw- en begraafboeken in de provincie Limburg. Daar naast was hij vele jaren belast met het toezicht op de leeszaal, waardoor hij de onuit puttelijke vraagbaak werd voor ieder, die tot de bronnen van de Limburgse geschie denis wilde doordringen. De ingewikkelde historie van dit gewest en de daarmee samenhangende veelzijdige samenstelling van het Limburgse depot hadden voor hem geen geheimen. Een groot aantal studies op het gebied van de Limburgse ge schiedenis zouden wellicht nooit tot stand zijn gekomen als Van de Venne het bron nenmateriaal hiervoor niet vaak letterlijk had aangedragen. Van de Venne heeft ook zelf veel gepubliceerd. Nog opgegroeid in de school der 19e eeuwse archivisten was het niet vreemd, dat de genealogie zijn voorkeur had. Zo publiceerde hij o.a. de genealogie Bloem en samen met A. A. M. Stols het geslachtsregister van het vorstenhuis Nassau, terwijl hij met zijn uitgave van de Limburgse (familie-)wapens vele Limburgse families een dienst bewees. Naast hon derd grotere en kleinere bijdragen in het regionale tijdschrift 'De Maasgouw' moe- [249]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1971 | | pagina 5