Nazorg gemeente-archieven In O.D.R.P.-informatie nr. 6 van februari 1971 kondigde het Centraal Adviesbu reau voor Organisatie, Documentatie, Registratuur en Personeelbeheer van de Ver eniging van Nederlandse Gemeenten onder bovenstaand opschrift een nieuwe vorm van dienstverlening aan in het vlak van de archiefverzorging. Bedoelde diensten worden op kostprijsbasis aangeboden aan gemeenten tot circa 10.000 inwoners en treden in de plaats van de begeleiding zoals we die tot nu toe hebben gekend. Het nieuwe van de nazorgregeling is dat niet alleen wordt ge adviseerd en gecontroleerd, maar dat ook daadwerkelijke hulp wordt verleend door het verrichten van archiefwerkzaamheden. 'De nazorg beoogt', aldus een hierop be trekking hebbende brief aan de gemeentesecretarissen, 'de voortdurende funktio- nering van het archief te verzekeren door het verrichten van periodiek onderhoud (aanpassing dossiervorming, afvoering en vernietiging), dat in vele gemeenten thans achterwege blijft.' Daar het bestuur van de Vereniging van Archivarissen in Nederland tegen de rege ling, zoals deze werd aangekondigd en toegelicht, enige bedenkingen had, heeft het zich per brief van 10 juni 1971 tot de directie van de V.N.G. gewend. Na een voor lopige ontvangstbevestiging in augustus, ontving het bestuur van de V.A.N. bij brief van 8 oktober d.a.v. uitvoerig antwoord van de V.N.G. Het bestuur van de V.A.N. is voor de ontvangen mededelingen erkentelijk en heeft de V.N.G. bericht de briefwisseling over deze zaak thans als gesloten te willen be schouwen. Omdat de nadere toelichting van de V.N.G. enkele belangrijke verduidelijkingen en aanvullingen bevat ten opzichte van de O.D.R.P.-informatie nr. 6, zal daarvoor zo wel in archivarissenkring als bij registratoren belangstelling bestaan. In verband daarmee worden beide genoemde brieven hierna afgedrukt. VERENIGING VAN ARCHIVARISSEN IN NEDERLAND Zwolle, 10 juni 1971 Aan de Directie van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, Paleisstraat 5, 's-GRAVENHAGE Door enkele leden van onze vereniging werd ons bestuur geattendeerd op de door Uw Vereniging ontworpen regeling met betrekking tot de 'nazorg' voor de archie ven van gemeenten tot circa 10.000 inwoners. Nu wij met veel belangstelling hebben kennis genomen van de zgn. O.D.R.P.-informatie nr. 6, waarin bedoelde regeling [244] wordt geïntroduceerd en toegelicht, willen wij het navolgende onder Uw aandacht brengen. Zoals ons reeds langer bekend is, laat de verzorging van de archieven bij veel kleine gemeenten inderdaad zoals in genoemde publicatie gesteld wordt te wensen over. Wij achten het gunstig dat Uw Vereniging blijk geeft met dit feit bekend te zijn en zich wil inzetten voor en wil medewerken aan verbetering van deze situatie. Het plan om deze verbetering te realiseren en de toelichting op dat plan bevatten echter enige punten die ons zeer verontrusten. In de eerste plaats vervult ons met zorg de aan het plan ten grondslag liggende ge dachte dat voortaan de archieven in weerwil van wat artikel 2 van de Archiefwet 1962 zegt niet meer blijvend goed geordend behoeven te zijn. Immers, het wordt voldoende geacht dat elk dossier slechts één maal in de drie jaren door een deskun dige wordt bekeken, welke deskundige dan een medewerker van het bureau O.D.R.P. zou kunnen zijn. Gezegd wordt namelijk dat 'aan het plaatselijk archief- personeel geen bijzondere eisen van vakbekwaamheid (meer) behoeven te worden gesteld.' Afgezien van het wettelijk bezwaar tegen dit uitgangspunt, alsmede van de vraag in hoever de administratie met een dergelijke ordening-achteraf gebaat is, vragen wij ons af of op de voorgestelde wijze en binnen de geplande werktijden van vol doende herstel sprake kan zijn. Naar ons gevoelen liggen hier dan ook tevens ge varen voor wat betreft de staat van ordening, waarin de bescheiden naar de bewaar plaatsen zullen worden overgebracht. In tegenstelling tot hetgeen gesuggereerd wordt is het o.i. dringend noodzakelijk dat de administratie ook in de toekomst méér dan in het verleden, waarin de huidige situatie ontstond zelf over vakbe kwaam personeel beschikt. In deze gewenste omstandigheden zal begeleiding van de zijde van Uw Vereniging echter niet overbodig, maar zelfs meer effectief zijn. Ernstige bedenking hebben wij voorts tegen een bepaald facet van de wijze waarop de archieven voor deze nazorgdienst geschikt zullen worden gemaakt. Wij doelen hier op het zonder meer afsluiten en overbrengen naar de archiefbewaarplaatsen van die archiefbescheiden (dossiers) die bij de aanvang van de nazorgdienst vermoe delijk niet meer veelvuldig zullen worden geraadpleegd. Deze bescheiden, die gezien het verzoek om nazorg niet best geordend zijn, zullen dus ook niet meer op orde gebracht worden. Anders gezegd: wat in de afgelppen jaren in de bij het bureau O.D.R.P. aangesloten gemeenten aan wanorde is ontstaan zal nu, wat de oudere stukken betreft, door of op advies van datzelfde bureau zonder meer naar de archiefbewaarplaatsen worden overgeheveld. Als bestuur van de vereniging van ambtenaren, die met het beheer van oudere ar chieven zijn belast en aan welke tevens het toezicht op de zorg, resp. op het beheer van de jongere archiefbescheiden is opgedragen, gevoelen wij ons verplicht U van de hiervoor genoemde bezwaren in kennis te stellen. Wij zouden het dan ook bij zonder waarderen indien U zou willen bevorderen dat: a. de door de O.D.R.P.-publicatie wellicht bij velen gewekte misvatting, dat de bij de nazorgdienst aangesloten gemeenten zelf geen vakbekwaam archiefpersoneel in dienst behoeven te hebben, wordt weggenomen; [245]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1971 | | pagina 3