denis van de Academische Raad en het Nederlands Historisch Genootschap, en ver
der met de individuele wetenschappelijke onderzoekers.
Het is allerminst de bedoeling van de Commissie het historisch onderzoek te super
viseren of te dirigeren; haar taak is veeleer inventariseren, coördineren en vooral
stimuleren.
De Commissie zal zich bezig houden met het gehele terrein der geschiedenis, met
allicht een zekere nadruk op de Nederlandse en Europese geschiedenis. Wel zal zij
'geschiedenis' opvatten in beperkte zin, namelijk als politieke, economische, sociale
en culturele geschiedenis, alsmede rechts-, kerk- en godsdienstgeschiedenis, maar
zonder prehistorie, archeologie, kunst-, literatuur- en wetenschapsgeschiedenis.
De situatie van het historisch onderzoek laat zich bestuderen in verschillende fasen,
die alle hun specifieke problemen hebben:
1. de bronnen: problemen van inventarisatie, toegankelijkheid, bewaargeving,
eventuele bronnenuitgaven en de 'follow-up' daarvan;
2. de hulpmiddelen: documentatie- en informatiebewerking, bibliografieën, de
mogelijkheden van microfilm en computerbewerking;
3. de publikaties: financiering, de rol van de overheid (bijv. de provincies); de
bekendmaking van de resultaten van het Nederlandse historische onderzoek in
het buitenland en omgekeerd van het buitenlandse onderzoek in Nederland.
Op verschillende van de hierboven genoemde gebieden wordt reeds belangrijk werk
verricht door de bestaande historische organisaties.
De Commissie zal haar aandacht besteden, zowel aan het onderzoek, dat verricht
wordt door de vakhistorici, al of niet aan de universiteiten en hogescholen verbon
den, alsmede aan het onderzoek, dat door de amateur-historici wordt gedaan. Zij
hoopt, dat er mogelijkheden kunnen worden geschapen, waardoor de vakhistorici
meer gelegenheid krijgen tot historisch onderzoek dan thans het geval is daar veel
van hun tijd in beslag genomen wordt door onderwijs, organisatie en administratie.
Er is een brede kring van amateur-historici; gezien het toenemend bezoek aan de
archieven en de groeiende populariteit van het concrete historische milieu zal waar
schijnlijk hun aantal in de toekomst toenemen. Het contact tussen de vakwetenschap
en deze amateurgeschiedbeoefening is soms reeds aanwezig en kan vruchtbaar zijn,
het kan in de toekomst worden verbeterd en geïntensiveerd. Ook hier ligt een taak
voor de Historisch-Wetenschappelijke Commissie.
Bij de oprichting van de Commissie was het de bedoeling in de herfst van 1972 een
historicus als beroepssecretaris aan te trekken, die belast zou worden met het op
stellen van de rapporten van de verschillende vakgroepen en het coördineren van het
werk in de subcommissies. Tengevolge van de bezuinigingsmaatregelen kon deze
functionaris voorlopig niet worden aangesteld. De Historisch-Wetenschappelijke
Commissie is intussen met haar werk begonnen; de leden van de Commissie zullen
nu als rapporteurs van de vakgroepen optreden.
[312]
Samenwerking tussen de Vereniging van Archivarissen in Nederland en de
Vereniging van Archivarissen en Bibliothecarissen van België.
Het bestuur van onze Belgische zustervereniging heeft met veel aandacht het artikel
van collega IJsseling over de contacten tussen Belgische en Nederlandse archivaris
sen sinds 1946 in deze jaargang van het Nederlands Archievenblad, blz. 117-126,
gelezen. Het bestuur van de Vereniging van Archivarissen en Bibliothecarissen van
België is van mening, dat in de toekomst een hechtere samenwerking ten zeerste ge
wenst is en stelt daarom het volgende voor:
1. De leden van de Vereniging van Archivarissen in Nederland zullen met ingang
van 1 januari 1972 uitgenodigd worden op alle ledenvergaderingen, colloquia en
studiedagen van de Belgische Vereniging en omgekeerd. Een aantal programma's
zal door de inrichtende Vereniging gestuurd worden naar de andere Vereniging.
De reis- en verblijfkosten worden niet vergoed door de inrichtende Vereniging.
2. Om de twee of drie jaar zal, bij voorkeur in een grensstad, een ontmoetingsdag
georganiseerd worden, afwisselend door beide Verenigingen. Reis- en verblijfkosten
worden niet vergoed door de organiserende Vereniging. Op het programma mogen
enkel strikt archivalische problemen voorkomen, niet bijv. historische onderwerpen.
3. In beide tijdschriften zal bijzonder veel aandacht besteed worden aan de aktivi-
teiten en archivalische publikaties uit beide landen.
De instellingen zullen met klem verzocht worden hun publikaties voor bespreking
naar beide redacties te sturen.
5. De leden van de Nederlandse Vereniging genieten van dezelfde voordelen als
hun Belgische collega's, bijv. wat betreft inschrijvingsrechten voor colloquia, ver
mindering van prijs bij aankoop van publikaties en dergelijke, en omgekeerd.
De Vereniging van Archivarissen en Bibliothecarissen van België werd gesticht in
1907. Ze telt ongeveer 300 werkende en 100 geassocieerde leden. Personen die een
wetenschappelijke functie in een archief of bibliotheek uitoefenen of uitgeoefend
hebben, kunnen werkend lid worden. Buitenlandse collega's en personen die belang
stellen in archief- of bibliotheekwezen kunnen geassocieerd lid worden.
De Vereniging streeft er in de eerste pEats naar bij te dragen tot de ontwikkeling
van de archief- en bibliotheekeconomie. Ze houdt jaarlijks één algemene vergade
ring. Ook organiseert ze studiedagen over bepaalde onderwerpen: 1967: bronnen
voor de religieuze geschiedenis van België; 1969: archieven, bibliotheken en opvoe
ding; 1970: beroepsopleiding van de archivarissen en bibliothecarissen; 1971: bron
nen voor de economische geschiedenis van België. Commissies van specialisten be
reiden de uitgave voor van werkinstrumenten (bijv. de nieuwe uitgave van het
repertorium van de Belgische archieven van Verriest, een nieuwe uitgave van
Polain).
Sinds 1923 geeft de Vereniging het tijdschrift Archief- en Bibliotheekwezen in België
uit, met steun van het Ministerie van Nationale Opvoeding en van de Universitaire
Stichting (in 1970: 726 pp.). Dit tijdschrift is voor alles gewijd aan het archief- en
bibliotheekwezen. Sinds 1968 worden ook extranummers, buiten abonnement uit
gegeven: (nr. 1'De religieuze archieven en bibliotheken in België1; nr. 2: J. Nico-
[313]