Caminada. De eerste behandelt de procesgang bij het hof van Holland, Zeeland en
West-Friesland, de tweede leverde een bijdrage tot de kennis van het formele besluit
vormingsproces in de vergaderingen van de staten van Gelderland 1715-1794 en de
derde bewerkte de levensloop van J. W. Meyer Ranneft uit zijn aantekeningen voor
de inleiding op de inventaris van de papieren-Meyer Ranneft.
Het boekje telt 93 bladzijden en is voorzien van illustraties, die de artikelen van de
heren Ketelaar en Mentink zeer bruikbaar maken als handleidingen bij archief
onderzoek.
J. H. v. d. HO.
Buitenlandse archivistische literatuur.
The American Archivist van januari 1970 begint met twee bijdragen over de archie
ven van gouverneurs. Robert W. Scott schreef over Governor's Records: Public
Records en M. F. Mitchell over Editing the Papers of a Contemporary Governor.
Helen M. Baker Cushman behandelde The Modern Business Archivist. Robert
Claus bespreekt The Proposal for a United Nations Archival Agency, Sister Mary
A. Healey geeft een overzicht van de archieven der Rooms-Katholieke orden en
vrouwencongregaties. The New Deal and Local Archives: The Pacific Northwest
vormde het onderwerp van de studie van G. Q. Flynn.
Drie bijdragen liggen op het terrein der terminologie. Flarold T. Pinkelt over A
Glossary of Records Terminology: Scope and Definitions, A. Robert N. Woadden
over Cultural Factors and Records Terminology en Everett Alldredge over Com
bining Archival and Records Management Terminology.
De aflevering van april opent met een artikel van Warner Peters over the McCarthy
Historical Project, dat erop gericht is alle documentatie rond de presidentschaps-
candidaat Eugene J. McCarthy uit 1968 bijeen te brengen als materiaal voor latere
historische en politieke studie. Thornton W. Mitchell en Meyer H. Fishbein behan
delen Permanent Value of State Archives en A Viewpoint on Appraisal of National
Records, hetzelfde probleem dat ten onzent als vernietigingsvraagstuk zo'n grote
rol speelt. Eerstgenoemde benadert de kwestie van de praktische kant, terwijl Fish
bein tal van voorbeelden uit de Amerikaanse archiefgeschiedenis en -theorie in zijn
betoog verwerkt. Samenwerking met en kennis van de administratie achten beiden
van groot belang. Verscheidene artikelen zijn gewijd aan de nagedachtenis van
Theodore R. Schellenberg (1903-1970), de grote Amerikaanse archieftheoreticus.
In de juli-aflevering werden de Constitution and Bylaws of the Society of American
Archivists afgedrukt, zoals die in oktober 1969 werden gewijzigd. L. Quincy Mum-
ford stelde weer eens opnieuw de verhouding tussen archivarissen en bibliotheca
rissen aan de orde. Samenwerking is nodig, zowel met het oog op de steeds groeien
de en vaak gelijksoortige verzamelingen als wat betreft de opleiding van het perso
neel en de presentatie aan het publiek. Richard C. Berner en M. Gary Bettis vragen
zich af wat men moet doen met boeken, pamfletten, foto's e.d. in voornamelijk uit
handschriften bestaande collecties zoals familiearchieven. Indien om praktische
[288
redenen tot afsplitsing wordt overgegaan, zal de herkomst toch altijd duidelijk moe
ten blijken. In deze aflevering is opgenomen de bibliografie van publicaties over ar
chieven, registratuur en historische manuscripten over de jaren 1967-1968.
De oktoberaflevering wordt geopend met een artikel van Philip D. Jordan, getiteld
In Search of Local Legal Records, waarmee archivalia bedoeld worden uit de pe
riode van 1830 tot de burgeroorlog (1861-1865). Edmund Berkeley Jr. en Vesta L.
Gordon rapporteerden over de aan de University of Virginia Library samengestelde
chronologische catalogus van manuscripten. Het artikel van Henry Bartholomew
Cox: A Nineteenth-Century Archival Search: The history of the French Spoliation
Claim Papers werd bekroond met de Gondos Memorial Award 1969 voor het beste
ongepubliceerde essay over enig aspect van de geschiedenis of administratie van
archieven. Deze vorderingen tegen Frankrijk vloeiden voort uit kapingen van Ame
rikaanse schepen door Franse kapers na 1793. Tot 1955 hield het Amerikaanse
Congress zich nog met deze zaak bezig.
J. H. v. d. HO.
Prologue, the Journal of the National Archives, het drie maal per jaar verschijnende
Amerikaanse archieftijdschrift, heeft in zijn tweede jaargang, 1970, de in het eerste
jaar gewekte verwachtingen niet beschaamd.
De voorjaarsaflevering begint met een fraai geïllustreerd artikel van C. C. Loomis
Jr. en M. A. Wilson over de in 1967 in de U.S. Naval Observatory library gevonden
houtsneden, tekeningen en foto's betreffende de Polaris expeditie uit 1871-1873. D.
Irvine en E. O. Parker hielden zich beiden bezig met historische problemen rond de
burgeroorlog. De eerste, die de uitgave van een Guide-Index to the Official Records
of the Civil War verzorgt, herstelt een aantal misvattingen omtrent de data, waarop
bepaalde gebeurtenissen zich hebben afgespeeld. De tweede vraagt zich af of gene
raal Robert E. Lee in april 1861 zowel van de Unie als van de Geconfereerden
wedde ontving, hetgeen niet het geval blijkt te zijn geweest. P. H. Bergeron vertelt
over de toestanden in Tennessee in de eerste helft van de 19e eeuw onder de presi
denten Adams en Jackson, zulks aan de hand van de tot hen gerichte verzoekschrif
ten. C. South behandelt de correspondentie van de schrijver John Williams de
Forest (1826-1906) met de overheid. P. G. Porter schildert het belang van het archief
van het Bureau of Corporations (1903-1914) voor de economische geschiedenis.
De herfstaflevering staat in het teken van het in 1976 te vieren tweede eeuwfeest
van de Amerikaanse revolutie. F. G. Burke zet uiteen welke plannen er bestaan bij
de redactie van Prologue, die enige nummers speciaal aan gebeurtenissen vóór en
rond de revolutie wil wijden, waarvan dit het eerste is, en bij the National Archives
and Records Service, waar een Center for the Documentary Study of the American
Revolution wordt opgericht. Leonard Rapport behandelt het drukken van de con
stitutie in 1787 op een zeer aanschouwlijke wijze met talrijke facsimile's. H. H.
Wehman wijdt aandacht aan het dagboek en de brieven van Andrew Allard, in 1777
als militair overleden. Dezelfde auteur schrijft samen met M. H. Fabian over een
fraai, in kleuren gereproduceerd, in duits schrift gesteld geboortebewijs, geschreven
289