Kroniek Reeds in 1969 had de Raad na door de gemeentearchivaris van Arnhem op het probleem te zijn geattendeerd (verslag 1969, 14) met dit onderzoek een aanvang gemaakt. Dit onderzoek kan echter slechts geringe voortgang vinden daar de lopen de werkzaamheden van de Raad nauwelijks tijd voor deze veel omvattende studie toelaten (verslag 1970, 11). Een van de wijzen waarop althans een aantal van de bedoelde privaatrechtelijke in stellingen onder de werking van de Archiefwet 1962 kunnen worden gebracht, wordt gedemonstreerd in de 'Archief- en documentatieverordening van de gemeente Arn hem', door de raad van Arnhem vastgesteld op 22 juni 1970 (gemeenteblad nr. 1802). Deze verordening verstaat onder 'beheerseenheid: de gemeentesecretarie, de ge meentelijke diensten, bedrijven, instellingen, commissies en administraties, benevens de instellingen welke rekenplichtig zijn aan de gemeente of op welke de Verordening algemene subsidievoorwaarden van toepassing is'. Archiefbescheiden in de zin der verordening zijn bescheiden door beheerseenheden ontvangen of opgemaakt en naar hun aard bestemd daaronder te berusten enz. (volgen bepalingen als in artikel 1, eerste lid, onder b, 2°-4° van de Archiefwet 1962). De gemeentearchivaris van Arn hem heeft toezicht op het beheer van de archiefbescheiden van de gemeentelijke organen overeenkomstig de bij of krachtens de Archiefwet gestelde bepalingen. 'Een analoog toezicht geldt voor de documentatiebescheiden' andere documenten dan archiefbescheiden). De gemeentearchivaris ziet er op toe dat de andere beheers eenheden (dus de zodanige die niet gemeentelijk orgaan zijn) hun archiefbescheiden in goede en geordende staat bewaren. Van de bevindingen bij de uitoefening van het eerstgenoemde toezicht wordt verslag uitgebracht aan de beheerder en eventueel aan burgemeester en wethouders; 'ten aanzien van het toezicht op de archiefbeschei den van de andere beheerseenheden doet hij mededeling aan de onderscheiden be sturen'. Bovendien wordt jaarlijks aan burgemeester en wethouders verslag gedaan. Aldus is door een vrij simpele constructie bereikt dat de archiefbescheiden van de aan de gemeente Arnhem rekenplichtige instellingen en de instellingen op welke de Verordening algemene subsidievoorwaarden van toepassing is onder een zeker toe zicht van de gemeentearchivaris zijn gekomen. Zulks is te beschouwen als een sub sidievoorwaarde, tot het stellen waarvan de raad zeker bevoegd is. Dit temeer daar het veelal voor een voldoende toezicht van de subsidiegever op de besteding der subsidies van belang is dat de archiefbescheiden in goede en geordende staat be waard blijven. Wel lijkt het elegant in de Verordening algemene subsidievoorwaar den een bepaling met betrekking tot de archieven der gesubsidieerde instellingen, althans een verwijzing naar de Archief- en documentatieverordening, op te nemen. Terecht ontbreekt de bepaling dat de archiefbescheiden van de gesubsidieerde instel lingen naar de gemeentelijke archiefbewaarplaats moeten worden overgebracht: zulks zou m.i. in het algemeen een ongeoorloofde subsidievoorwaarde zijn. Overi gens biedt het toezicht van de gemeentearchivaris enige garantie dat bij opheffing van de instelling het archief niet geruisloos verdwijnt. Afgesloten 2 november 1971F. C. J. K. [286 Verslag en bijdragen rijks archiefschool 1969-1970. De directeur van de rijks archiefschool brengt ingevolge het op 26 maart 1970 in werking getreden reglement rijks archiefschool jaarlijks aan de minister van cultuur, recreatie en maatschappelijk werk verslag uit omtrent de rijks archiefschool gedu rende het afgelopen studiejaar. Het eerste verslag, dat over 1969-1970, is thans ver schenen. Het kan een belangrijke bijdrage leveren aan de verbetering van de com municatie van de rijks archiefschool met instanties en personen binnen en buiten het Nederlands archiefwezen, die betrokken zijn bij de opleiding van archivarissen. Ten einde een beeld te geven van het wetenschappelijke en educatieve werk dat do centen en leerlingen in het kader van de school verrichten, lijkt het wenselijk jaar lijks aan het verslag enkele bijdragen van docenten en (oud)-leerlingen toe te voegen, zoals een inleiding op een als werkstuk tijdens de stage vervaardigde archiefinven taris of een artikel, dat is gebaseerd op aan de school gegeven lessen. In zijn inleiding wijst de waarnemend directeur van de rijks archiefschool erop, dat in het verleden een summier verslag van de algemene rijksarchivaris als directeur van de rijks archiefschool werd opgenomen in de verslagen omtrent 's rijks oude archieven. Het verslag van de rijks archiefschool in de nieuwe vorm past z.i. echter minder in de inmiddels tot jaarverslag van de rijksarchiefdienst geworden verslag geving van de algemene rijksarchivaris, die ook niet meer ambtshalve als directeur van de rijks archiefschool optreedt. Het studiejaar 1969-1970 was het eerste waarin de archiefschool werkte volgens de voorschriften van het in 1968 in werking getreden archiefbesluit. In de loop van dit studiejaar trad voorts het reglement rijks archiefschool in werking en trad per 1 no vember 1969 mr. F. C. J. Ketelaar als waarnemend directeur op. Sinds 1 januari 1970 worden de lessen gegeven in het rijksarchief te Utrecht, nadat gedurende de periode september-december 1969 onderdak gevonden was in het ministerie van cultuur, recreatie en maatschappelijk werk in Rijswijk (Z.H.). Het verslag gaat uit voerig in op het leerplan, het rooster, de vakken afzonderlijk en de stages. Een staat van de leerlingen en hun werkstukken en de toespraken, op 27 mei 1969 gehouden bij de installatie van het curatorium van de rijks archiefschool, zijn als bijlagen op genomen. De drie bijdragen zijn van mr. F. C. J. Ketelaar, drs. G. J. Mentink en drs. I. W. L. A. [287]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1971 | | pagina 24