Archiefrecht VI Uitlening van archiefbescheiden. De bij beschikking van 10 maart 1970 nr. O/MA-154.809 (Stcrt. 57) Nederlands archievenblad 74 (1970) 113) behorende lijst van archiefbewaarplaatsen, bibliothe ken en andere instellingen aan welke de beheerder van een archiefbewaarplaats in gevolge artikel 23 van het Archiefbesluit verplicht is archiefbescheiden voor een be paalde tijd uit te lenen is aangevuld. Eerder was de bibliotheek van de Rijkslandbouwhogeschool te Wageningen reeds in de lijst opgenomen Nederlands Archievenblad 75 (1971) 68). Thans is in de lijst onder C. Andere instellingen opgenomen: 8. Het Koninklijk Huisarchief te 's-Gra- venhage (beschikking van de staatssecretaris van cultuur, recreatie en maatschappe lijk werk van 13 oktober 1971 nr. MMA/Ar-162.207 (Stcrt. 204). Ingevolge artikel 23 van het Archiefbesluit is de Archiefraad over deze aanwijzing gehoord. Blijkens het in het verslag 1971 (blz. 49-50) gepubliceerde advies nr. 18 was de Raad van mening dat het koninklijk huisarchief niet beantwoordt aan de criteria welke de Archiefraad in zijn advies nr. 1 voor de aanwijzing in het algemeen had aangegeven. Het koninklijk huisarchief immers blijkt zelf betrekkelijk weinig be hoefte te hebben stukken van elders ter bestudering te ontvangen. In deze behoefte zou door toepassing van artikel 26 van het Archiefbesluit (incidentele uitlening) zeer wel kunnen worden voorzien. Evenmin blijkt, aldus de Archiefraad, van een ge regelde behoefte aan het lenen van stukken ten behoeve van bezoekers. Helaas is uit de beschikking van de staatssecretaris niet af te leiden op welke gron den van het gepubliceerde advies van de Raad is afgeweken. Archiefbescheiden van tijdelijke rijksorganen. Artikel 50, eerste lid, van het Archiefbesluit bepaalt dat de ministers er zorg voor dienen te dragen dat bij instelling van een tijdelijk college van advies en bijstand of van een ander tijdelijk rijksorgaan1 regelen worden gesteld ten aanzien van de be waring van de archiefbescheiden na zijn opheffing. 1 Omtrent archiefbescheiden van opgeheven openbare lichamen zie Nederlands archie venblad 74 (1970) 229-230, 235. [284 Voor zover mij bekend is thans voor de eerste maal aan dit voorschrift uitvoering gegeven en wel door (hoe kan het anders!) de minister van cultuur, recreatie en maatschappelijk werk bij de instelling van een commissie voor een nader onderzoek inzake de taak en de rechtspositie van de museum- en archiefrestauratoren werk zaam bij het ministerie. Artikel 12 van de instellingsbeschikking van 27 juli 1971, nr. CAP U 52330 (Stcrt. 167) bepaalt 'Het beheer van de bescheiden betreffende de werkzaamheden van de commis sie geschiedt met inachtneming van de terzake geldende bepalingen van het Besluit post- en archiefzaken rijksadministratie 1950 (Stbl. K 425) op overeen komstige wijze als ten departemente van cultuur, recreatie en maatschappelijk werk. De bescheiden worden bij opheffing van de commissie in het archief van dit departement opgenomen.' Waarom zijn nu niet alleen regelen gesteld ten aanzien van de bewaring van de ar chiefbescheiden na de opheffing der commissie (zoals voorgeschreven in artikel 50, eerste lid), maar ook ten aanzien van het beheer van de bescheiden? Volgens artikel 49, eerste lid, van het Archiefbesluit dienen o.a. de ministers regelen vast te stellen omtrent het beheer van hun archiefbescheiden en van die van de onder hen ressorterende organen, voor zover deze bescheiden niet zijn overgebracht naar een rijksarchiefbewaarplaats. Voor zover het Besluit post- en archiefzaken rijks administratie 1950, Stb. K 425, op hen van toepassing is, geschiedt het beheer over eenkomstig de regelen van dat besluit. Nu is in het Besluit K 425 wel sprake van onder een ministerie ressorterende instellingen, diensten en bedrijven, doch een tijdelijke commissie als de thans ingestelde valt daar toch niet onder. Opneming van een archiefbepaling in de instellingsbeschikking al lijkt artikel 12 mij niet geheel zuiver geformuleerd valt daarom toe te juichen. Hopelijk zal dit voorbeeld ook bij de instelling van andere commissies ressorterende onder het ministerie van cul tuur, recreatie en maatschappelijk werk en onder andere ministeries worden ge volgd. Archiefbescheiden van niet-overheidsorganen. Er bestaan zeer vele instellingen die en deel van de overheidstaak uitoefenen doch die wegens hun privaatrechtelijke rechtsvorm (naamloze vennootschap, stichting enz.), niet vallen onder de werking van de Archiefwet 1962, die alleen betrekking heeft op de archiefbescheiden van zuiver publiekrechtelijke lichamen en organen (Commentaar Duparc-Hinrichs blz. 15). In het afzonderlijk gepubliceerde advies nr. 15 van de Archiefraad (blz. 18) worden als voorbeelden genoemd verschillende provinciale vervoers-, electriciteits- en wa terleidingbedrijven, culturele raden en sportraden in de vorm van een stichting, recreatiestichtingen enz. De Archiefraad beveelt aan te onderzoeken op welke wijze de archiefbescheiden van deze privaatrechtelijke instellingen die een deel van de overheidstaak uitoefenen onder de werking van de Archiefwet 1962 gebracht kun nen worden. 285

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1971 | | pagina 23