tiek van de administratie. De eerste 200 tapes zijn in 1971 overgedragen aan de
National Records Center.
Ook in Zweden heeft de rijksarchivaris het initiatief genomen; onder zijn voorzit
terschap werkt een comité, waarin administratie, het centraal bureau van statistiek
en archivariaat vertegenwoordigd zijn. In 1969 rapporteerde het n.a.v. een onder
zoek naar de duurzaamheid van het nieuwe materiaal en naar de frequentie waar
mee de gegevens overgezet moeten worden ter wille van het behoud daarvan.
Eveneens in de Bondsrepubliek en Engeland is een dergelijke samenwerking tussen
archivariaat en administratie tot stand gekomen.
Daarnaast hebben zich in diverse landen binnen de archiefwereld studiegroepen ge
vormd: Marburg, Frankrijk (op initiatief van de Franse Vereniging van Archivaris
sen), Joegoslavië en België (1971 colloquium te Brussel). Zowel bij de National
Archives and Records Service (Verenigde Staten) als bij het Bundesarchiv te Ko
blenz en bij de Israëlische Staatsarchieven is men begonnen met de aanstelling van
enige specialisten op het gebied van de informatica.
Aan de Franse. Duitse (Marburg) en Nederlandse archiefscholen en bij enige andere
archivarisopleidingen (Israël, Verenigde Staten) behoort het vak: automatisering
thans tot de leerstof. In de Verenigde Staten gaat men ervan uit dat het vak: auto
matisering eigenlijk tijdens de universitaire studie gedoceerd zou moeten worden
aan de toekomstige archivarissen, zoals dat ook gedaan wordt aan de historici van
de demografische richting. In verscheidene landen hebben een aantal vakgenoten
of vakgenoten in spe cursussen of stages gevolgd of worden speciale cursussen voor
hen georganiseerd (o.a. Verenigde Staten, Roemenië).
Aangezien de archiefdiensten zelf nog nergens beschikken over eigen computers,
zijn zij aangewezen op de technische hulp van daarmee wel uitgeruste organisaties
zoals ministeries, diensten van statistiek, rekencentra, wetenschappelijke en cultu
rele instellingen enz. Het zou denkbaar zijn dat in sterk gecentraliseerde landen zo
als Frankrijk, Rusland, Roemenië en de D.D.R. de archiefordening over enige tijd
zo geüniformeerd is dat de aanschaffing van een centrale computer in overweging
genomen kan worden. In de Sovjet Unie werken de archivarissen aan een gemeen
schappelijk plan. Het zou onjuist zijn te menen dat men elk archief daar van een
eigen installatie zou willen voorzien. De kosten zouden, naar de Ukrainse afgevaar
digde Mitjukov meedeelde, veel te bezwarend zijn. De Russische middelgrote ar
chieven zouden voldoende hebben aan een eenvoudig ponskaartensysteem. De kos
ten zijn ook in de Verenigde Staten een belemmerende factor. Evenals in de Sovjet
Unie wordt er bestudeerd of de centrale archieven geen eigen installatie nodig heb
ben. Een machine is pas rendabel wanneer er 20-30 mensen mee werken. De oplos
sing voor kleinere archieven is wellicht aansluiting op een machine elders via een
terminal, zoals dat bij het Bundesarchiv in Koblenz het geval is.
Praktische toepassing voor archiefdoeleinden
In de meeste landen is behalve ten behoeve van de administratie de ontwikkeling
nog niet in een operationeel stadium gekomen. In zekere mate is dat wel het geval
in de Verenigde Staten, de Bondsrepubliek, Engeland, Frankrijk en België. Het
268
Amerikaanse Spindex program (selecting permutation indexing) van 1968 wil de
indicering van archiefinventarissen automatiseren met behulp van de 'keyword in
context' methode, waarbij ieder 'keyword' afzonderlijk in de alphabetische index
gebracht wordt. Op deze wijze zijn of worden de inventaris van het J. F. Kennedy-
archief, de inventarissen van de Duitse archieven te Alexandria, de gids tot de carto
grafische bestanddelen van de National Archives en de lijst van het microfilmbe
stand in de National Archives bewerkt. De Amerikanen gaan ervan uit dat alleen
bijzonder veel te raadplegen bestanden in aanmerking kunnen komen.
De Duitsers zijn te Koblenz en te Düsseldorf begonnen met het brengen van een
generale index op alle 'Sachakten' in de computer. Dr. H. Boberach (Koblenz) was
van mening dat in het Bundesarchiv tengevolge van het ontbreken van oude be
standen de situatie gunstig is voor het vervaardigen van een thesaurus; dr. H. Dahm
(Düsseldorf) evenwel geloofde niet in de 'droom van de thesaurus' m.b.t. archieven,
die in het algemeen veel omvattend zijn. Hij adviseerde de lijsten trefwoorden te
ontwikkelen in de praktijk. Volgens de Roemeense rijksarchivaris Gh. Titileanu
moeten de programmeurs historici zijn om te kunnen beoordelen welke trefwoorden
nodig zijn. De Luikse archivaris J. Pieyns wees op het plan een beperkte thesaurus
van juridisch interessante termen, die voorkomen in de Luikse notariële protocollen,
samen te stellen.
In Engeland heeft het County Record Office van East Sussex (Lewes) met hulp
van programmeurs de indicering van alle, ook de oude, fondsen ter hand genomen:
een groots project voor de jaren 1970-1974.
In Frankrijk houdt het Institut de recherche et d'histoire des textes zich bezig met
de bewerking van diplomatieke acten in de cartularia. In België worden de Luikse
notariële acten sedert de 16e eeuw bewerkt onder auspiciën van de Universiteit van
Luik: daarbij wordt rekening gehouden met verscheidene kenmerkende elementen.
Voorop staat dat bij de analysering van acten een strenge formalisatie en uniformi
teit in de terminologie vereist zijn. De inventarissen zullen uniform ingericht, de
archieffondsen zeer planmatig gedetermineerd moeten worden.
Veelal is men, zoals reeds bleek, bij gebrek aan geld, apparatuur, personeel en er
varing aangewezen op de samenwerking met universitaire instituten: Newcastle,
Bergen (Noorwegen), Luik, Heilbronn.
Volgens Bautier hebben de archivarissen de plicht zich zoveel mogelijk in te span
nen om die samenwerking te doen slagen: 'L'évolution prévisible signifie la dispari-
tion du travail individualiste de l'archiviste et la restructuration nécessaire des per
sonnels. Le temps est venu des travaux d'équipe'.
Daarnaast zullen wetenschappelijke onderzoekteams overal, ook in Nederland,
steeds meer naar de archieven komen om het statistisch, demografisch, sociologisch
interessante archiefmateriaal, dat ze nodig hebben voor studiedoeleinden, op de
ponskaart te brengen en verder automatisch te verwerken. In de Verenigde Staten
en in de Bondsrepubliek is men bereid onder bepaalde voorwaarden dat materiaal
ter beschikking van de gebruikers te stellen, mits deze hun kaarten of banden nader
hand (voor wedergebruik) aan het archief overdragen. In Noorwegen moet de ge
bruiker zich tevreden stellen met xerocopieën van de te bewerken documenten.
269