vestigen, tot Claes van Grunenberch, schoenmaker in 1520, die uit zijn overgeleverd kasboek voor ons geestesoog verrijst als een hardwerkend en schrander zakenman. De hoofdtaak van een archiefdienst, vele duizenden mensen te laten herleven voor de belangstellende bezoeker, is de motor tot al onze activiteiten, die ik U kort wil schetsen. Om archieven te gebruiken moeten zij wel eerst bestaan. Geen vanzelfsprekende zaak! Door de zorgvuldigheid van vele generaties stadsbestuurders is een rijk bezit aan Middeleeuwse stukken vanaf 1122 bewaard gebleven. De tentoonstelling 'Utrecht en zijn bisschoppen in de Middeleeuwen' is daar het duidelijke bewijs van. En sinds een reorganisatie van het archief in 1402 met een duurzaam gebleken effect is bijna geen enkel stuk van enig belang weggegooid. Samuel Muller begon de op richting van een wetenschappelijke archiefdienst in 1874 met een soms avontuurlijke speurtocht naar documenten. De alleroudste charters, waaronder het 12e eeuwse stadsrecht, vond hij terug in een stoffige wasmand op de stadhuiszolder. De gast huisarchieven, vrijwel compleet vanaf hun ontstaan in de Middeleeuwen, lagen in allerlei vergeten hoekjes stof op te doen. Minder belangrijk was de ontdekking van een halfvolle kruik jenever achter een rij folianten. Deze rijke voorraad werd door Muller geordend en zelfs voor een belangrijk deel geïnventariseerd. Samenstelling van een inventaris, dames en heren, is een moei zaam, tijdrovend, maar uiterst waardevol werk. Het is een volslagen raadsel hoe Muller de tijd vond om een goed gemeente-archivaris te zijn, een reeks inventarissen ineen te zetten en daarnaast de zware neventaken van directeur van het Centraal Museum en van Rijksarchivaris in Utrecht op voorbeeldige wijze te vervullen. Zijn opvolgers Schuylenburg en Van Campen hebben met ijver, toewijding en nauwge zetheid deze arbeid voortgezet en doorgegeven aan een team van archiefambtena ren. De oudste archieven zullen binnen afzienbare tijd alle geïnventariseerd zijn, ook de aanwinsten uit de laatste jaren. De verheugende aanvoer van 19e en 20e eeuwse archieven garandeert een deskundig beheer vanuit historisch oogpunt en is de reden dat de archiefambtenaren zich niet behoeven te vervelen. Intussen had 'de tand des tijds' perkament en papier niet ontzien. Het vernietigende optreden van ratten, muizen, echte boekenwurmen en motten, de aantasting door uitdroging of vochtwerking geeft zelfs de beide restaurateurs en hun 2 medewerkers, die momenteel op bekwame wijze het titanenwerk van het herstel onder handen heb ben, een overvolle dagtaak. Meer dan een mensenleeftijd zal voorbijgaan voordat alle puntjes op de i gezet zijn. Dit klinkt erg somber, onnodig somber, want het grootst mogelijke deel van de ar chiefstukken is redelijk bruikbaar. En dat niet alleen: het meeste staat ook in een indrukwekkende reeks inventarissen open voor raadpleging. Toch zijn we er nog niet. Een inventaris geeft van een reeks delen alleen maar de summiere omschrijving met de jaartallen. Wie vroeger uit de honderden registers van huizenverkoop de per sonen wilde leren kennen of de wederwaardigheden van de woningen wilde opzoe ken, stond voor de taak een vijver leeg te moeten scheppen om één vis te vangen. Stel dat een telefoonboek alleen verwijst naar de data van de aansluitingen en niet naar de namen, dan was het toch onbruikbaar? Het maken van systematische klap- [258] 2SÜ5I fc..; j Restaurateur aan het werk pers op naam of huis is dagelijks werk voor zo'n 35 man. De huizenregisters zijn al bewerkt voor de periode van 1600-1811; dit werk begint zijn einde te naderen zodat de krachten vrijkomen voor de langdurige maar uiterst waardevolle ontsluiting van 3000 delen notarisprotocollen. Verheugend was kortgeleden de aanmelding van meer dan 100 vrijwilligers voor de definitieve klappering van de doop-, trouw- en [259]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1971 | | pagina 10