men niet inschrijvingen in het Grootboek Nationale Schuld of borderellen van hypothecaire inschrijvingen (no. 57-58), welke stukken immers van bijzondere aard zijn. Onder 'eigendommen' vindt men eigendomsbewijzen en andere stuk ken betreffende huizen en land, in eigendom van de H. Geest of het hofje, gevolgd door 'renten op huizen en land' (óók eigendommen!), welke beide categorieën straatsgewijze (alfabetisch) en onder plaatsnamen buiten Den Haag zijn ingericht. De topografische indeling is in de inhoudsopgave niet vermeld, Vreemd is, dat na 'Huishouden', 'Personeel' en 'Bewoonsters' onder rubriek Vil de 'Erfstellingen en legaten' zijn opgenomen; men zou deze onder de boven genoemde rubriek III verwachten. Deel II bevat liefst 792 regesten van akten tot het jaar 1580, in originali of afge schreven in het cartularium, die door mej. De Haan op voortreffelijke wijze zijn samengesteld. Tenslotte houdt deel III in een index op persoonsnamen en een op plaats- en zaaknamen, met verwijzing naar inventaris en regestenlijst. Persoonsnamen zijn geïndiceerd op familienamen en op patronymica, dit laatste tegen de Handleiding en de Regels voor het uitgeven van historische beschei den in. Het is echter niet doelmatig apart te indiceren op variaties in de patronymica, zoals 'Jacops' en 'Jacobszoen', 'Maertenszoen', 'Maertszoen' en 'Maertijnszoen', 'Roelenszoen' en 'Roelofszoen' e.d. Een naam als 'Machtelt Dirc Claeszoens weduwe' indiceert mej. De Haan op 'Claeszoen, Dirck s wed.' en op 'Machtelt', dus nu ook op de voornaam, maar zonder nadere pre cisering. Op deze naam Machtelt vindt men verwijzingen naar verschillende Machtelts. Verder blijft in de index een beroepsaanduiding ook weg, bijv. Joest de leertouwer, Thonys de ketelboeter e.d., die alleen als 'Joest' en 'Thonys' zijn opgenomen. Ondanks deze kritische opmerkingen moet ik zeggen, dat mej. De Haan met het samenstellen van deze drie lijvige delen een respectabele arbeid heeft ver richt en een zes eeuwen bestrijkend archief toegankelijk heeft gemaakt, dat voor de sociale geschiedenis in het algemeen en voor de geschiedenis van Den Haag in het bijzonder van groot belang is. P. H. J. van der Laan. William Chazanof, Joseph Ellicott and the Holland Land Company, Sy racuse University Press, Syracuse (N.Y.) 1970, prijs 9.00. William Chazanof, professor in de geschiedenis aan de State University te Fredonia (N.Y.) heeft speciale belangstelling voor het koloniale Amerika en de geschiedenis van de staat New York. Gezien dit feit is het niet te verwonderen dat Prof. Chazanof grote belangstelling heeft voor de geschiedenis van de Hol land Land Company. Deze Nederlandse onderneming heeft aan het einde van de 18de eeuw grote landaankopen gedaan in de staten New York en Pennsylvania. De Holland Land Company, die van 1795 tot 1858 heeft bestaan, werd ge vormd door de handelshuizen Willink, Staphorst en Hubbard, Van Eeghen, [62] Ten Cate en Vollenhoven, Stadnitski en R. J. Schimmelpenninck. Sommige van deze firma's hadden reeds eerder op dit gebied samengewerkt en een agent naar Amerika gezonden om hen bij de aankoop van de landerijen te adviseren en de exploitatie ervan te regelen. Het belangrijkste gedeelte (1.300.000 acres) van de landen van de Holland Land Company was gelegen in de staat New York bij het Erie en Ontario meer en de rivier de Genesee. Daarnaast bezat men grote stukken land in Pennsylvania ten Oosten en ten Westen van de rivier de Alleghany. Deze landen waren echter van mindere kwaliteit dan de Genesee landen. Het totale landbezit, ca. 2.700.000 acres, werd ondergebracht in een zgn. stock company, bestaande uit 896 aandelen, die ieder dus een waarde van ongeveer 3.000 acres vertegenwoordigen1. Naast een hoofdagent te Philadelphia werden er verschillende agenten aan gesteld om de Nederlandse belangen te behartigen. Een van hen was Joseph Ellicott (1760-1826),die van 1800 tot 1821 in de Genesee landen verbleef met als standplaats Batavia (N.Y.). Hij had tot taak het land te verkopen, plaatselijke besturen in te stellen, belasting te innen, het aanleggen van wegen en kanalen te stimuleren en de veiligheid van de 'settlers' en de reizigers in zijn gebied te waarborgen. Bij het verwezenlijken van dergelijke zaken kwam Ellicott al spoedig op politiek terrein, hoewel zijn contract met de Holland Land Com pany hem uitdrukkelijk verbood zich met politiek in te laten. Hij speelde een belangrijke rol bij de totstandkoming van de Genesee County, het Erie Canal en de Bank of Niagara, gesteund door de republikeinse partij van DeWitt Clinton, met wie hij goede relaties onderhield. Toen het in 1820 tot een breuk met Clinton kwam, leidde dit indirect tot zijn ontslag bij de Holland Land Company. Bovenstaande feiten beschrijft Prof. Chazanof op grond van zijn onderzoekingen in Amerikaanse archieven en verzamelingen. Daarnaast heeft hij een veelvul dig gebruik gemaakt van de archieven van de Holland Land Company, waar van het Amerikaanse deel in 1855 naar Nederland was gezonden en dat thans in zijn geheel berust op het Gemeentearchief te Amsterdam. Het boek is behalve van noten en een index voorzien van een uitgebreide bibliografie. Naast enige illustraties bevat het nog acht kaartjes en drie tabellen betreffende de bevolking van westelijk New York in de jaren 1800, 1810 en 1820. Uit het gehele boek blijkt, dat bij het samenstellen van deze studie over Joseph Ellicott een intensief gebruik is gemaakt van de bronnen die de schrijver ten dienste stonden, zowel in Amerika als in Nederland. Het is de verdienste van Prof. Chazanof dat hij zijn aldus verkregen gegevens heeft weten te verwer ken tot een boeiend en prettig leesbaar boek. Ten slotte zou ik nog willen opmerken dat deze studie niet alleen van belang is voor de geschiedenis van het westelijk deel van de staat New York, maar 1 Zie voor de Holland Land Company en andere Nederlandse landondernemingen in Noord-Amerika: P. D. Evans, The Holland Land Company, Buffalo 1924 en P. J. van Winter, Het aandeel van den Amsterdamschen handel aan den opbouw van het Ameri- kaansche Gemeenebest, 's-Gravenhage 1927-1933. [63]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1971 | | pagina 35