haes) en 880-1316 (oncosten extraordinaris van d'Universiteyt-Promotien) is thans de nadere uitwerking verschenen, waarbij ook vele andere nummers reeds aan de orde kwamen. Dit werk is in de eerste plaats bestemd voor degene, die zoveel mogelijk in de bronnen wil doordringen. Maar ook andere belangstellenden kunnen met vrucht de uitgegeven registers doorlezen en zo kennis nemen van al wat zich in de toenmalige universitaire wereld afspeelde. Daarvan kan het in de Introductie opgenomen Register op de onderwerpen reeds een aardige indruk geven. Re gisters van personen zijn bovendien in alle drie de thans verschenen delen van de heer Witkam opgenomen. J. H. van den Hoek Ostende. Drs. A. M. J. de Haan, Inventaris van het archief van de Heilige Geest en het Heilige Geesthofje te 's-Gravenhage, 1311-1917. 3 dèien (I Inleiding en Inventaris, II Regesten, III Indices). 1969. Gestencild. In haar inleiding van dit omvangrijke werk begint mej. De Haan, chartermees ter aan het gemeentearchief van Den Haag, met een uiteenzetting over de oor sprong van de z.g. tafels van de H. Geest. Dit waren armenfondsen, door leken gesticht maar parochieel georganiseerd, waarvan de ontwikkeling verband houdt met de opkomst van het stedelijk patriciaat en van de klasse van vrije lieden op het platteland. In de 1ste helft van de 13de eeuw kwamen deze tafels reeds in Vlaamse en Brabantse steden voor. De oudste vermelding van de tafel in Den Haag is in 1311. Deze aan de parochiekerk van St. Jacob verbonden instelling werd beheerd door vier H. Geestmeesters, die sinds 1356 namens de graaf werden aangesteld door de baljuw van Den Haag, sinds 1514 door baljuw, schout en schepenen met goedkeuring van de pastoor. Van 1560 tot 1653 werden de H. Geestmeesters benoemd door de stadhouder van Holland of bij diens afwezigheid door de president van het Hof van Holland uit een voordracht van de Haagse magistraat. Sinds dit laatste jaar benoemde de magistraat zelf in een vacature uit een voordracht van de overige functiona rissen. De Reformatie heeft 'de H. Geest' van de St. Jacobskerk in 1574 omge doopt in een protestantse instelling. Na aandacht te hebben besteed aan dc taak en de bronnen van inkomsten en de besteding hiervan ten behoeve van de H. Geestarmen beschrijft mej. De Haan de stichting in 1616 van het H Geesthofje, bestemd voor arme oude mannen en vrouwen, door de H. Geest meesters. Weldra was dit hofje alleen bestemd voor ongehuwde vrouwen of we duwen. Voordien bezat de H. Geest verspreid door Den Haag huisjes en kamers, waarin bedeelden waren ondergebracht. Aan de orde komen de rechten en plichten van bewoonsters, regenten en personeel van dit godshuis. In de 1ste helft van de 19e eeuw was de financiële toestand van het hofje zeer hachelijk. In 1935 vond een grootscheepse restauratie van het nu nog bestaande hofje [60] plaats. Thans dienen de regenten bij vacatures in hun college een dubbeltal in bij de gemeenteraad, die daaruit een keuze doet. Bij het lezen van deze inleiding kwamen bij mij een aantal vragen op, die ten dele onbeantwoord bleven. Is bijv. sinds 1616 het college van de H. Geestmees ters identiek aan het college van regenten van het hofje? Zonder nadere uitleg is er opeens sprake van regenten. Werd sinds de stichting van het hofje de taak van de algemene armenzorg van de H. Geest óók voortgezet? Verder komen in de inleiding enige keren terloops regentessen voor, van wie niet wordt ver meld wanneer zij in functie kwamen en welke haar bevoegdheden waren. Helaas zegt mej. De Haan, die wel uitvoerig de spijzen en dranken bij de jaarlijkse collatie van de regenten en de bloemen en struiken op het hofje opsomt, weinig over de administratie en de vroegere bewaring van het archief, niets over een oude ordening. Zij wijst in de inleiding bij de bronnen van inkomsten slechts op een drietal registers op dit gebied, o.a. het in 1537 aan gelegde cartularium, dat in 1928 door aankoop werd verworven, op de re keningen en op het feit dat het archief van de H. Geest 97 akten, waarvan 43 in originali, reeds van vóór 1400 bevat. Verder lezen wij dat in 1854 een archiefkist werd aangekocht en dat het archief in 1935 en 1939 in bewaring werd gegeven aan de gemeente Den Haag. Uit het boek van mr. H. Harden- berg, Het Burgerweeshuis voor Nederlands Hervormden te 's-Gravenhage, 1564- 1964 (Den Haag 1964), blijkt op p. 15 het bestaan van een oude nummering van het archief van de H. Geest. Bij Hardenberg vindt men in het kort weerge geven hoe het 'memorieboek', waarin afschriften van rentebrieven, is inge deeld. Is dit het cartularium of misschien het 'memoriaelboek' van 1558 (inv. no. 951)? Dit laatste deel is geplaatst in de rubriek IX 'Memorie- en andere kerkelijke diensten', met aantekeningen betreffende huizen en, blijkens de in leiding, betreffende uitdelingen. Maar wat is de hoofdinhoud? De inleiding geeft ook geen verantwoording van de nieuwe inventarisatie, zodat onduidelijk is of de indeling van deze inventaris, waarbij ik hier en daar vraag tekens plaats, berust op een oude orde of dat de indeling een geheel nieuwe is. De inventaris bestaat uit 1020 nummers, verdeeld over 12 rubrieken. De eerste hiervan is getiteld: 'Bestuur en rentmeester', waaronder men aantreft het cartularium, notulen van de regenten van het hofje, ingekomen stukken e.d., benevens drie commissiebrieven voor rentmeesters. Ik zou hier de gebrui kelijke aanduiding 'stukken van algemene aard' verwachten, terwijl de com missiebrieven naar de rubriek V 'Personeel' zouden kunnen verhuizen. Voor een groot deel wordt de inventaris in beslag genomen door de rubriek III 'Beheer der financiën en eigendommen'. Hierbij valt op te merken, dat bij de re keningen en bijlagen' in de inv. nrs. 60-71 de term 'blaffaard' voorkomt in de zin van 'rekening' van de rentmeester i.p.v. een legger van te ontvangen vaste inkomsten uit onroerende goederen. Een afschrift van een blaffaard kan een manuaal worden (Handleiding, p. 149-150), maar dan dient men zo'n term met een afwijkende betekenis, ontleend aan een oude aanduiding, tussen aan halingstekens te plaatsen. Bij 'financiën en eigendommen, algemeen' verwacht [61

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1971 | | pagina 34