onderzoek te weinig uitgebreid. In de tweede plaats kwamen de BG-achtige
aantekeningen in de registers van Willem V te weinig voor dan dat men het
per se nodig zou hebben moeten vinden een apart deel voor dit genus te gaan
aanleggen. Verder kan regressie in de administratiemethoden er de oorzaak van
zijn, dat het aantal van dergelijke notities verminderd is. Tenslotte moeten we
er niet te automatisch van uitgaan, dat de inhoud van een nieuwe serie nood
zakelijk uit die van een oude moet zijn afgesplitst. De administratieve gene-
ratio spontanea is een mogelijkheid die het overwaard is in onze overwegingen
betrokken te worden. Archiefstambomen hebben uit didactisch oogpunt een
zeker nut en zijn aantrekkelijk door de neiging van de mens alles in hokjes in te
delen. Het is verleidelijk om de inhoud van elk deel terug te voeren tot die van
wat men het Adam-register zou kunnen noemen. Echter blijkt maar al te vaak,
zoals ook hier, dat de werkelijkheid te groots is voor onze systeembouw. Het
noteren per dagvaart, zoals we dat in het begin van BG tegen komen, treft
men nergens in de registers aan. Dit alles pleit sterk voor het begin van BG
op een willekeurige datum. Die zullen we echter nimmer weten.
Het memoriale BD dat de serie voortzet, begint met de ambtsaanvaarding van
de heer van Gommegnies als tresorier. Het wordt veel regelmatiger bijgehou-
houden dan BG en bevat een groter aantal afschriften van acten van tijde
lijk belang135. Deze stonden vroeger behalve in BG nog wel in het Liber IIII
Aelbrecht. De opvolgers van het Liber, achtereenvolgens het register EL 35 en
het Liber V138 bevatten meer exclusief afschriften van blijvend belang.
Wanneer men het memoriale zelf beziet, valt op, dat de bladen veel meer aan
eengesloten beschreven zijn. Lege of halflege folia komen nauwelijks meer
voor. BD vormt een eenheid, BG niet. Er wordt niet per dagvaart genoteerd.
We zien zo, dat de opvatting over wat in een memoriale behoorde te worden
aangetekend, in 1930 veranderde. BG wordt opgevolgd door BD, maar BD
volgt niet slechts BG op, doch ook, zij het voor een zeer gering deel, het
Liber IIII. De opvatting over wat in een memoriale thuis hoorde was ver
ruimd en daardoor, maar vooral door het degelijker bijhouden, was het me
moriale in de administratie een belangrijker plaats gaan innemen. BG is het
eerste, relatief zeer gebrekkige deel van een serie die zich voortzet tot 1428;
er bestonden ook memorialen buiten de serie. Na 1428 krijgt de raad een zelf
standige positie en begint een nieuwe serie die toch een voortzetting van de
oude genoemd kan worden en geopend wordt door de bekende memorialen
Rosa137.
135 vR., p. 643.
138 vR., p. 643.
137 A. S. de Blécurt en E. M. Meijers (ed.) De memorialen van het Hof (den
Raad) van Holland, Zeeland en Westfriesland van den secretaris Jan Rosa, 3 delen,
Haarlem 1929. Zie deel I, p. II, XVIII.
[48]
Slotbeschouwing.
Zo heeft BG zich aan ons voorgedaan als een memoriale in de Middennederlandse
zin des woords: een aantekenboek. Een resolutieboek of agenda is het niet, een
kladboek evenmin.
Wie zich met het object van dit artikel bezig houdt, spreekt steeds, of hij
beter weet of niet, van het memoriale BG. Dit is zó lang de gewoonte geweest,
dat het verkeerd is, een andere weg in te slaan omdat dan verwarring gesticht
zal worden. We dienen ons er echter van bewust te zijn, zoals ook Van
Riemsdijk dat al ten dele was, dat BG eigenlijk uit meerdere memorialen be
staat. Van Riemsdijk sprak al van drie onderdelen. Uit het voorgaande is
echter duidelijk geworden, dat het gedeelte c op zijn beurt weer in minstens
drie gedeelten gesplitst kan worden: het eerste katern, de zes middenkaterns en
het laatste katern. Een compleet beeld van wat Van Riemsdijk c noemt is niet
te krijgen omdat een aantal bladen (65-68) zoek is.
In het geval van deze bladen en van de laatste acht bladen van a hebben we
zekerheid door opengevallen plaatsen in de nummering, in andere gevallen (in
het midden van het katern dat b vormt, bijvoorbeeld) kunnen we het ver
lies alleen veronderstellen.
Het gedeelte a hoort niet thuis, waar het momenteel is ingebonden en heeft
waarschijnlijk oorspronkelijk geheel los gestaan van de rest van BG, al is het
er spoedig bijgevoegd.
Het bijhouden van BG toont aan, dat er in de geschiedenis van het registreren
in de kanselarij van Albrecht een geval van regressie optreedt. BG is na 1382
beduidend slechter en onsystematischer bijgehouden dan daarvoor, al moet wel
gezegd worden dat het jaar 1378-1379 mogelijk uitgevallen is.
Enige opmerkingen over aan BG analoge archiefbestanddelen buiten het ar
chief van de Hollandse graven moeten hier volgen. Wanneer men het werk
van Pitz leest, komt men telkens in de verleiding om vergelijkingen te trekken
met onderdelen van de Frankfortse, Keulse of Neurenbergse archieven. Deze
verleiding dient te worden weerstaan, want dergelijke vergelijkingen gaan hier
al te mank. De overeenkomsten vallen tegenover de verschillen in het niet.
Bovendien zijn de gegevens die Pitz binnen het kader van zijn studie van de
de individuele archiefbestanddelen verstrekt, te summier.
Dan zijn nu de aantekeningen over het memoriale BG gemaakt.
A. P. van Nienes.
SUMMARY
Some notes on the waste-book BG 1377-1390, the eldest known waste-book of the
county council of Holland.
The waste-book BG that was kept in the county chancellery of Holland contains
notes that were of temporary interest in most of the cases as distinct from its
contemporary, Liber IIII Aelbrecht, that contains notes that are almost always
[49]