uitvaardigen van 'plackerts' stukken met opgedrukt zegel) is herhaaldelijk sprake95. In 1387 sluiten de Terschellingers een verdrag met Albrecht. Zij stemmen in met de bepalingen voor 'mijns heren radeende voer enen notarijs'. Met deze functionaris zal wel bedoeld worden één van de klerken van zaken waar Van Riemsdijk over spreekt. Zij traden als secretarissen op, konden brieven ondertekenen en namen onder het personeel een hoge plaats in 3. De betrekkingen van BG met andere archiefbestanddelen. De betrekkingen van BG met andere onderdelen van het archief waarvan het deel uitmaakt zijn van groot belang. Zonder deze betrekkingen te kennen kan men immers niet tot begrip komen van de betekenis van BG binnen het ge heel van het archief van de leen- en registerkamer van Holland en dat begrip is onontbeerlijk voor een goede kennis van het memoriale zelf. Dan zal om te beginnen de verhouding besproken moeten worden tot het Liber IIII Aelbrecht. Open brieven en leenacten bevat dit naar Van Riemsdijk97. In de moderne archiefterminologie zou men zeggen, dat er acten over leen- en andere zaken in staan. De inhoud bestaat merendeels uit afschriften van uit gegane acten. Verder komen aanduidingen voor, dat er over een bepaalde zaak acten zijn opgemaakt benevens afschriften van ingekomen acten98. Het Liber loopt van 1358-1390. Helaas moeten we ons bij dit onderzoek vrijwel geheel verlaten op die aante keningen uit het Liber die door Van Mieris en De Monté ver Loren zijn uitgegeven. Gebleken is, dat de overgrote meerderheid van blijvend belang is99, een niet bepaald schokkende uitkomst. Deze uitslag lijkt nog geflatteerd te zijn, want onder de niet-uitgegeven aantekeningen bevinden zich vele stukken over leenzaken die niet van tijdelijk belang zijn. Maar ook hier weer, evenals bij BG, geen uniformiteit! Van Limburg Brouwer stelt, dat niets er op wijst, dat het Liber met behulp van het memoriale werd opgemaakt. Dit is wel aannemelijk. Was het namelijk wèl het geval, dan zou het aantal zaken waarover in beide archiefbestanddelen gegevens staan zeer veel groter moeten zijn. Onderzoek in het Liber, maar vooral in de gedrukte aantekeningen toont aan, dat dergelijke zaken slechts als uitzonderingen voorkomen. Had het memoriale werkelijk bij het opmaken van het Liber dienst gedaan, dan zouden dergelijke zaken geen uitzondering, maar regel moeten zijn geweest. Ook Van Limburg Brouwers stelling dat het memoriale 05 BG, resp. f. 21v, 91v, 24v (cedelen), 52r (plackerts). 98 BG, f. 84v, vR„ p. 378. 97 LRK, inv. nr. 50, vR., nr. 37, p. 515; 625-8 (hierna geciteerd als: LA). 98 LA, resp. f. 199r, nr. 1317; f. 284r, nr. 1817. 99 Uitzondering bijvoorbeeld LA, f. 25lv (vM., p. 459). [42] onmogelijk met behulp van het Liber kan zijn opgemaakt100 zij hier van harte onderschreven. Het is interessant om die handelingen van het bestuur te overzien die wel in het Liber, maar niet in BG sporen achter lieten. De belangrijkste categorieën zijn: Belening met land of met geld1"1, verpachting van rechten102, verkoop van grond en rechten103, het geven en bevestigen van algemene privileges104, en het geven van bijzondere privileges aan steden, edelen, clerici en buitenlandse koop lui105. Op een heel enkele uitzondering na zijn de handelingen van blijvend belang. De regel: Liber Aelbrecht aantekeningen met blijvend, BG met tijdelijk be lang kan, zij het enigszins generaliserend, wel gesteld worden. Ook hier geldt wat reeds vroeger werd opgemerkt: het is mogelijk, dat er een vast criterium was voor het opnemen van stukken, maar dat is dan niet bekend. Waarschijn lijker is echter, dat men niet steeds consequent handelde, al zal dat minder gebeurd zijn dan men op het eerste gezicht is geneigd te denken. Voorts dient op wat merkwaardigheden gewezen te worden. De notities over periodieke verlengingen van de vrede met de Friezen komen én in BG én in het Liber voor. De eersten zijn alleen door Schwartzenberg uitgegeven, de laatsten bovendien nog door Van Mieris. De serie verlengingen is niet com pleet, zelfs niet als men de drie uit het Liber met de acht uit BG in één chrono logische rij plaatst. Herhalingen komen niet voor100. Men wist kennelijk niet of men dit soort aantekeningen in BG of in het Liber moest opnemen. Dit blijkt duidelijk, wanneer men de serie verlengingen in chronologische volgorde plaatst (die van eind 1387 in het Liber, van 1388 en 1389 in BG, begin 1390 Liber, medio 1390 BG). Deze ambtelijke confusie lijkt wel een uitzondering, want een ander voorbeeld van het noteren van aantekeningen met zo'n gelijke inhoud in elk van de beide archiefbestanddelen is in het voorbijgaan niet meer ge vonden. Dit duidt toch wel op degelijkheid in de administratie. Men had het nodige begrip voor wat bij het ene en wat bij het andere thuis hoorde. En, wat ook wel wat zegt, geheel gelijke notities komen nergens voor. Twee de-un- tjes voor één cent wenste men niet te zingen. Een enkele keer wordt in BG naar het Liber verwezen. We vinden de aan tekening: 'Vandes graven leen van Bloys selmen vinden int register.'107. Na onderzoek blijkt dat register dan het Liber te zijn. 100 De twee stellingen vindt men: vLB, p. 4. 101 LA, f. 176v-vM., p. 336; LA, f. 325v-vM., p. 515. 102 LA, f. 281v-vM., p. 503. 103 LA, f. 234v-vM., p. 440; LA, f. 253r-vM., p. 460-461. 104 LA, f. 265v-vM., p. 480; LA, f. 309v-vM., p. 538. 105 LA, f. 161r-vM„ p. 346-347; LA, f. 235r-vM., p. 436. LA, f. 320r-vM., p. 556; LA, f. 247r-vM., p. 433-434. i°« Zie BG, f. 3lr, 57v, 74v, 75v, 107v, 119v (2x), 108r.) LA, f. 179r, 264r, 304r.; Schwartzenberg, p. 240-3-4-5-7-9.; vM., p. 427, 549. 107 BG, f. 35v, LA, f. 183r-vM., p. 380. [43]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1971 | | pagina 25