dateerd heeft. In de inventaris van de heer van Gapinge wordt 1377-1390 of 1391
opgegeven02. Waarom nu deze aarzeling? Zeer waarschijnlijk is zij veroorzaakt
door het feit, dat twee van de eens ingeschoven stukken van 1391 zijn03. Heer
Peter zal niet hebben geweten, of hij deze stukken al dan niet tot BG moest
rekenen. Cornelis Oem is heel wat vager met de datering. Op de band, zo
schrijft hij, staat, dat het memoriale loopt van 77 tot 94. Dat is hem genoeg;
eeuwaanduiding laat hij achterwege. Het jaartal 95 gebruikt hij niet; de nieuw
jaarsstijl was in Holland al wel in zwang04, maar Oem had geen tijd om op
de chronologie in te gaan, hij had wel meer delen te beschrijven. De gegevens
van de band heeft hij overgenomen. Die band dateerde waarschijnlijk uit een
tijd dat 77 nog vanzelfsprekend 1377 betekende.
Met het weglaten van het eeuwgetal plaveide Oem de weg voor latere fouten.
Diegenen die zich na hem met de datering bezig hielden, sloegen de plank steeds
verder mis. De copiist getuigt op zijn band van zijn twijfel. Stamde het me
moriale uit de 14de of 15de eeuw? De oude band is kennelijk verdwenen en de
kennis verloren gegaan, want 86 (begin a) en 90 (eind c) zijn zijn enige zeker
heden. Merkwaardig toch, dat overschrijven belangrijker werd geacht dan da
teren. Gousset twijfelt al niet meer. BG is 15de eeuws. Het werd van 1486-1490
bijgehouden. Ook al kan men er een zeker begrip voor opbrengen, dat er niet
veel tijd was voor dateren, dit is toch wel al te slordig. Eeuwaanduidingen
komen in BG niet vaak voor, maar ze zijn er wel05. En wat te zeggen van de
naam Albrecht! Het duidelijkste voorbeeld van gedachteloosheid is wel Schwart-
zenberg die voor het memoriale als geheel de verkeerde aanduiding van Gous
set overneemt maar bij de dateringen van individuele notities wèl de goede
eeuw geeft. Verder begaat hij nog wel andere slordigheden00. Pas Van Lim
burg Brouwer komt in deze kwestie weer op het rechte spoor.
Dan komen we nu tot de dateringen van Van Riemsdijk. Deze geeft ze, zoals
reeds beschreven, tot op de maand nauwkeurig. Hoe hij tot de datering 1379
voor de aantekeningen op f. 31v komt, vermeldt hij niet. Er is door water
schade geen mogelijkheid iets meer van de datering te lezen dan het jaar. De
aantekeningen kunnen dus best uit 1380 stammen. Toch is het aan te nemen,
dat de keuze van Van Riemsdijk de juiste was, want in mei 1379 is Albrecht
te Middelburg (de notitie gaat over een bijeenkomst in die stad) en iets later
wordt een verdrag over het moer van Zevenbergen gesloten waarvan in de
notitie sprake is07. Uit Van Mieris valt niet op te maken, dat de ruwaard in
02 LRK, inv. nr. 410, f. 8r.
83 Copie, f. 128v-129v, 167r-v. De stukken zijn thans verloren.
64 E. I. Strubbe en L. Voet, De chronologie van de middeleeuwen en de moderne
tijden in de Nederlanden, Antwerpen-Amsterdam 1960, p. 52.
05 BG, f. 33v, 70v, 74r.
66 G. F. baron thoe Schwartzenberg en Hohenlansberg, Groot Placaat en Charter
boek van Vriesland, 5 delen, Leeuwarden 1768-1793, hiervan wordt steeds het eerste
deel, Leeuwarden 1768, aangehaald. Zie p. 243: Vrede van 11.4.1380 gedateerd op: 'in
maart 1380'.
67 vM, p. 350-2.
[36]
1380 vóór pasen (dat is dus in paasstijl 1379) in Zeeland geweest is68. Hoe
Van Riemsdijk aan juli 1386 voor de aantekening op f. 69 gekomen is, is duis
ter. Uit BG zelf is het niet af te leiden. De vroegste bekende datum voor dat
jaar is 8 december09. De datering augustus 1390 voor de laatste aantekening
van BG wijst op een vergissing. Deze notitie is namelijk gemaakt op of kort na
19 september van dat jaar. Weliswaar is deze aantekening bij een notitie
van eind augustus geschreven, maar men kan gerust aannemen, dat zij nog
binnen de periode van het geregeld bijhouden van BG viel. Het volgende me
moriale gaat immers pas in november 1390 beginnen70.
Na deze beschouwingen over de datering van het memoriale als geheel vol
gen die over de datering van de afzonderlijke aantekeningen. De chronolo
gische gegevens in de notities hebben in het algemeen betrekking op de datum
van de (toekomstige) handeling, niet op de datum van noteren. Over die laatste
datum geeft BG weinig aanwijzingen71. De aantekeningen zijn meestal, maar
niet altijd, chronologisch geordend in de volgorde van de (toekomstige) hande
ling die zij vermelden. Een uitspraak van 9 november gaat voor een geleide-ver-
lening van 15 augustus 138872. Waarschijnlijk is de eerste aantekening pas ge
ruime tijd later dan de handeling gemaakt op de nog lege zijde van een blad, na
dat op het volgende al was geschreven. Er staat wel meer over de zelfde zaak in
BG73.
b. Bijzondere notities en folia.
In dit kader behandelen we eerst de vroeger in BG ingeschoven en nu op
geplakte stukken. Over het inschuiven van blaadjes wordt het eerst gesproken
in BG zelf, waar genoteerd staat, dat er een vrede wordt gesloten 'alse die
cedel hier in ghesteken inhout''4. Van Limburg Brouwer schreef er een ver
wijzing naar de plaats van opplakking bij.
Horen deze stukken nu bij het memoriale? Strict genomen niet, omdat ze er
oorspronkelijk fysiek geen deel van hebben uitgemaakt, maar ze zijn al zo lang
er bij gevoegd, dat ze hier besproken kunnen worden, ook omdat ze grotendeels
als bijlagen van BG beschouwd dienen te worden. Het opplakken, hoe han
dig ook, is in moderne ogen een onorthodoxe handelwijze geweest, eigen aan
de tijd waarin het geschiedde.
Er worden thans 16 opgeplakte stukken gesteld. Van Limburg Brouwer die als
eerste van het opplakken melding maakt en het waarschijnlijk ook verricht
heeft, stelt, dat de stukken zijn opgeplakt op de lege bladen aan het einde van
08 vM., p. 360-9,
08 BG, f. 70r.
70 LRK, inv. nr. 303: II Memoriale BD, Cas R, 1390-1396, f. 13r. Laatste notitie
BG f. 121v. (vR„ p. 528, 643).
71 Bijvoorbeeld f. 20r, eerste twee notities; f. 34v.
72 BG, f. 96v, 97r.
73 BG, f. 105v.
74 BG, f. 21r.
[37]