Enige aantekeningen over BG 1377-1390, het oudste bekende memoriale van de grafelijke raad van Holland Inleiding Het is nu reeds meer dan zestig jaar geleden, dat Jhr. Van Riemsdijk zijn boek over de tresorie en kanselarij van de graven van Holland en Zeeland uit het Henegouwse en Beierse huis schreef. Na twee generaties is dit werk nog steeds het belangrijkste op zijn terrein en dat is hier een compliment. Om een goed overzicht te kunnen geven van de inhoud van het archief van de leen- en registerkamer van Holland gedurende de door hem behandelde pe riode maakte hij een grondige studie van de administratieve organen die dat archief produceerden. Het overzicht vormt het tweede, de studie het eerste ge deelte van het boek. De schrijver muntte uit in synthetisch werk en hij slaagde er in om van elk der vele archiefbestanddelen een korte en goede beschrijving te geven. Niettemin zal men zich kunnen voorstellen, dat het onderzoek naar de afzonderlijke on derdelen nog verdiept kan worden. In dit artikel wordt getracht het memoriale van de grafelijke raad BG 1377-1390 aan een nader onderzoek te onderwerpen teneinde het inzicht te verdiepen in de wijze van administreren in de grafelijke kanselarij voornamelijk gedurende het midden van de regeringsperiode van Albrecht, eerst ruwaard, vervolgens graaf van Holland, Zeeland en Henegouwen. In deze tijd heeft Albrecht, in zijn streven zijn gezag te versterken, reeds het college van deken en kanunniken van de hofkapel ingesteld (1367) om de belangrijkste klerken aan vast levensonderhoud te helpen en zo zijn hofambte naren die aan de raadszittingen deelnamen meer aan zich te binden en tevens hun en daarmee zijn eigen invloed tegenover het standische element in de raad te vergroten1. Met de zorg voor het archief was toen heer Dirk Voppensz., sinds 1377 deken van Den Haag, belast. Onder zijn hoede werd het memoriale bijge houden door lagere ambtenaren2. Maar de belangrijkste man in de administratie werd steeds meer de rekenplichtige ambtenaar die de grafelijke financiën be- Bewerking van een doctoraalscriptie voor Prof. Dr. A. E. Cohen (Leiden). 1 T. S. Jansma, Raad- en rekenkamer in Holland en Zeeland tijdens hertog Philips van Bourgondië, diss. Utrecht, Utrecht 1932, p. 37-38. 2 Jhr. Th. van Riemsdijk, Tresorie en Kanselarij van de graven van Holland en Zeeland uit het Henegouwsche en Beyersche Huis, 's-Gravenhage, 1908 (hierna ge citeerd als: vR), p. 162, 526, 685. [24] heerde en die later (1387) tresorier genoemd zou worden. Tot 1382 was dat Coenradus de Silice, daarna heer Willem GarbrandszT Tot slot van deze inleiding nog een practische opmerking. Zoals verderop zal blijken, kent BG voor de meeste bladen twee verschillende nummeringen, de ene met Romeinse, de andere met Arabische cijfers. Er zal steeds verwezen worden maar de oudste, de Romeinse foliëring. Om echter het aangename van de Arabische nummering te bewaren, zijn de Romeinse cijfers op de Arabische wijze geschreven. Wanneer een blad alleen een Arabisch nummer heeft, is dit cursief weergegeven. 1. Uitwendige aspecten en overlevering van het memoriale. We beginnen met een signalement van BG. De bladen van het memoriale zijn 30 cm hoog en 23 cm breed. De band waarin het gebonden is stamt waar schijnlijk uit de 19de eeuw en is van carton dat met een soort perkament beplakt is. Op de rug van de band staat geschreven: I Memoriale BG Cas R 1377-1390. I duidt er op, dat we te maken hebben met het oudste bekende memoriale van de serie; de herkomst van de letters BG is onbekend; Cas R geeft de kast aan waarin BG zeker sinds 1580 geborgen was4. Onder aan de band staat het nummer 302, het volgnummer van het memoriale in de inventaris van het archief van de leen- en registerkamer van Holland5. De bladen van BG zijn alle van papier, op twee perkamenten bladen na, de folia 120 en 121. Dit duidt op een relatief belang van het memoriale. Dan zal nu de overlevering van BG worden behandeld. De eerste inventaris van het grafelijk archief tijdens het bestaan van het memoriale werd aange legd in 1391 en is een lijst van registers die de aftredende bewaarder op 18 april van dat jaar aan zijn ambtsopvolger overgaf. BG wordt daarop niet vermeld6. De tweede inventaris werd in de twintiger jaren van de volgende eeuw samen gesteld door Peter, heer van Gapinge die toen de supervisie over de registers had. In deze inventaris komt een hoofdstuk voor waarin de memorialen worden opgesomd7. BG voert de lijst aan. De beschrijving beperkt zich tot de aan duiding van de perioden gedurende welke de diverse memorialen werden bijge houden en het aangeven van de letters die hun namen vormden. In de volgende inventarissen, gemaakt respectievelijk in 1498 en 1515, komt BG niet voor8. Evenmin wordt ons memoriale genoemd in de bekende inven taris van Cornelis Suys (1552). Deze vermeldt evenals zijn beide voorgangers 3 vR., p. 136-138. 4 vR., p. 702. 5 Algemeen Rijksarchief (hierna afgekort als: ARA), inventaris 116. 6 vR., p. 699-702. 7 ARA, Archief Leen- en Registerkamer van Holland (hierna geciteerd als: LRK), inv. nr. 410. 8 Inventaris 1498: ARA, Oude inventarissen Derde Afdeling, nr. 12; inventaris 1515: vR., p. 702. [25]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1971 | | pagina 16