voegdheid valt dus af te leiden uit het B.B.S.; de Archiefwet 1962 daarentegen
zwijgt over de zorg voor de archieven van de A.B.S.20
Evenmin als aan de gemeentearchivaris is het de inspecteur toegestaan de
registers in te zien. Dit bezwaar heeft echter minder gewicht dan in het voor
afgaande geval: aan de inspecteur is immers niet het toezicht op het beheer der
archieven opgedragen, maar het toezicht op de zorg voor de archivalia21.
In tegenstelling tot de gemeentearchivaris staat aan de provinciale inspecteur de
mogelijkheid open om, indien daaraan behoefte bestaat, te bewerken dat even
tuele onvoldoende zorg voor de registers B.S. wordt gecorrigeerd. Overigens
dient dan een wel bijzonder lange ambtelijke weg te worden afgelegd. Immers
de inspecteur kan van zijn bevindingen mededeling doen aan Gedeputeerde Sta
ten, die, indien zij dit nodig oordelen, aan de A.B.S. de maatregelen mededelen
die h.i. moeten worden getroffen22. Er kan in dat geval geen sprake zijn van
een opdracht van Gedeputeerde Staten aan de A.B.S., Gedeputeerde Staten
kunnen slechts adviseren. Blijkt echter dat de A.B.S. dit advies niet opvolgt, dan
dienen Gedeputeerde Staten daarvan kennis te geven aan de Kroon23. Deze
vermag, door middel van de minister van justitie en de rechtbank waaronder de
betreffende A.B.S. ressorteert, te bewerken dat de zorg voor de registers B.S.
wordt verbeterd.
Samenvattend concludeer ik dat, volgens de thans vigerende bepalingen, de
bij de A.B.S. berustende registers B.S. onder de inspectie vallen van drie in
stanties, te weten a) het openbaar ministerie, b) de gemeentearchivaris, c) de
provinciale inspecteur.
Deze drie vormen van inspectie worden op uiteenlopende wijze gerealiseerd.
De inspectie door het openbaar ministerie draagt het karakter van toezicht op
het beheer, het openbaar ministerie is daarbij aan geen beperkingen gebonden.
De inspectie door de gemeentearchivaris heet eveneens beheerstoezicht te zijn.
Gezien echter de wettelijke voorschriften is de uitvoering van deze inspectie
geheel afhankelijk van de welwillendheid van de A.B.S., mogelijkheden tot
correctie van een onjuist beheer zijn niet voorhanden.
De inspectie door de provinciale inspecteur beperkt zich tot toezicht op de
zorg; mogelijkheden tot correctie bestaan, zij 't op zeer lange termijn.
Naar mijn mening vormt, in de bovenbeschreven drievoudige inspectie, die
door de gemeentearchivaris een overbodigheid. De gemeentearchivaris tendeert
hiermede op het terrein te komen van het openbaar ministerie, de toegang waar
toe hem door de wet wordt ontzegd. Het is beter om af te zien van de inspectie
der registers B.S. door de gemeentearchivaris. Deze moet er op vertrouwen dat
de door het openbaar ministerie uit te voeren controle effectief zal zijn, en dat
20 F. j. duparc, De Archiefwet 1962 (Alphen aan den Rijn 1963 e.v.), commentaar
Archiefwet, blz. 19.
21 Een uiteenzetting over het verschil tussen de begrippen zorg en beheer is in dit
tijdschrift overbodig.
22 Art. 58 Archiefbesluit.
23 Art. 59 Archiefbesluit.
[22]
hij t.z.t. van de A.B.S. registers mag overnemen die op de juiste wijze waren
beheerd. Wellicht zou de wetgever kunnen vaststellen dat, voor zover betreffende
het door de gemeentearchivaris uit te oefenen toezicht op het beheer der
archivalia van de gemeentelijke organen, de registers B.S. daaronder niet worden
begrepen. Een overbodige en ineffectieve bevoegdheid van de gemeentearchi
varis, benevens de mogelijkheid tot frictie binnen het gemeentelijk apparaat, zou
den daarmede verdwijnen.
Herziening van de positie van de provinciale archiefinspecteur schijnt mij min
der noodzakelijk. Inmmers de wet voorziet in correctiemogelijkheden. Daar
komt bij dat deze correctie althans naar mij wordt medegedeeld zelden of
nooit behoeft te worden toegepast: de zorg voor de registers B.S. schijnt meestal
voldoende te zijn. T.a.v. het toezicht op de zorg voor de registers B.S. maakt
de wetgeving de indruk naar behoren te voldoen.
H. R. van Ommeren
SUMMARY
The inspection of the records of births, marriages and deaths.
The article deals with the inspection of public records. Do the records of
births, marriages and deaths fall under this inspection? The present instructions
are not clear and in some ways seem to be conflicting.
The author gives a sketch of the situation today, in the hope of drawing out a
discussion which might possibly diminish the present vagueness.
Three authorities have the task to inspect these records of births, marriages and
deaths: 1) the Counsel for the prosecution, 2) the municipal archivist, 3) the
provincial inspector of the public records.
The Counsel for the prosecution inspects the keeping of the records (beheer). It
is possible to make corrections in the case of faulty keeping.
The municipal archivist also has the task of controlling the keeping of the rec
ords. Certain rules of law give him the authority to do so. But these rules
conflict with an other regulation. This regulation stipulates to which persons only
the keeper of the records namely the registrar of births, marriages and
deaths is allowed to show the records. The municipal archivist does not be
long to this category of persons. Moreover the municipal archivist has no pos
sibilities to correct a faulty keeping of the records.
The provincial inspector of the public records controls the care of the rec
ords (zorg). His qualification to control this care does not necessarily come in
conflict with the regulations according to which the registrar of births, marri
ages and deaths does his work. There are possibilities to make corrections in
the case of insufficient care, though it has to be done in a roundabout way.
The author comes to the conclusion that the power of the municipal archivist
gives the impression of superfluity, and also creates the possibility of friction
within the municipal apparatus.
[23]