14 De archivaris, bemiddelaar tussen verleden en heden, staat boven de tijd en
boven de administratie.
15 Zo dient dan in samenspel tussen de archiefvormende administratie, de archief-
beherende registrator en de archivaris, die na 50 jaar het archief zou moeten
overnemen, de eigen plaats van het archiefvormend orgaan te worden vastge
steld.
16 De voor blijvende bewaring in aanmerking komende kernen van het bestel wor
den door de archivaris overgenomen om ze toegankelijk te houden.
17 Mens zijn is deel hebben aan de cultuur, creatief zijn in de gemeenschap en deze
beïnvloeden.
18 Bij het bezinnen op de eigen plaats in tijd en gemeenschap heeft het zich bezin
nen op het verleden een eigen functie.
19 Voor een authentiek bezinnen op het verleden zijn archieven een noodzakelijke
voorwaarde.
20 Archieven kunnen deze functie slechts vervullen na grootscheepse vernietiging.
Het wezenlijke mag niet verloren gaan in het bijkomstige.
Diskussie
Drs. R. A. D. Renting: Dames en Heren. Het ogenblik is gekomen om kollega Rib-
berink, die hier het voorwoord gesproken heeft, van harte te bedanken voor deze
kernachtige rede, die hij gehouden heeft na ons tevoren 20 stellingen (zie bijlage) te
hebben toegezonden, stellingen die hier als het ware op de poort van Woudschoten
zijn aangeplakt, en die prikkelen tot een diskussie. Mr. Ribberink heeft de schuld van
een en ander willen schuiven op de vereniging. Ik zou de bal willen terugkaatsen en
er op willen wijzen dat onze kollega Ribberink zelf, hij was toen nog voorzitter van
de vereniging, in Eindhoven op dit kongres gepreludeerd heeft. Hij heeft daar ge
zegd dat het vernietigingsprobleem toch wel een groot probleem is en dat het een
taak was van de vereniging om op korte termijn aan dit probleem studiedagen te
wijden. Zie hier, de studiedagen zijn er. De tijd gaat snel, twee jaar zijn alweer ver
lopen; in de tussentijd hebben we de bijeenkomst gehad, die ook het vernietigings
probleem behandelde en waarbij dr. Van Hoboken zo'n grote rol gespeeld heeft,
en nu worden we dan met het gehele probleem gekonfronteerd. Wanneer ik de stel
lingen doorkijk, dan moet ik konkluderen dat stelling 4; 'Slechts wie vernietigt kan
bewaren' en stelling 5: 'Slechts wie vernietigt kan toegankelijk houden' de kern van
het betoog gevormd hebben. Dat is verder uitgebouwd, toewerkend naar de stellin
gen 18, 19 en 20. Bij de vernietiging zoals die nu ons allen dwingend is voorgeschre
ven hebben archivarissen naast de registratoren een belangrijke taak en daar worden
wij deze dagen mee gekonfronteerd.
Als door ons toedoen het vele dat vernietigbaar is ook vernietigd wordt en het wei
nige dat voor de toekomst essentiëel is, overblijft dan zal dat weinige kern kunnen
zijn bij de bezinning op het verleden. Daarmee kom ik op stelling 18. Dit lijkt de
kwintessens van het betoog. Nu heeft u in ons programma kunnen lezen dat er mor-
[344]
genmiddag gelegenheid zal zijn met de sprekers van gedachten te wisselen. Een fo
rum, waar de sprekers in aanwezig zijn, zal op de vragen ingaan. Er is echter nog
enige tijd en helaas zijn verschillende onzer morgen verhinderd. Ook nu kan over
derede van de heer Ribberink een diskussie uitgelokt worden en ik nodig u daarom
uit met vragen naar voren te komen.
Dr. L. P. L. Pirenne: De inleider, dat weet ik uit onze, overigens zeer gezellige kon
takten, is een man die gaarne prikkelt. Mag ik hem dan een wederprikkeling toedie
nen. Ik had, naar aanleiding van de stellingen 6, over de plaats van de archivaris
van ancien régime ten opzichte van ons probleem, en 7 over de plaats van de archi-
varis-historikus van de generatie Bakhuizen van den Brink graag een stelling 8a ge
zien over de plaats in deze van de archivaris in de 70-er jaren. Moet hij ook het
standpunt innemen van zijn 'heren', van het departement, of is er nog enige ruimte,
zo zijn standpunt afwijkt van dat van de heer? Welke vrijheid zou daar nog in zit
ten, waarbij natuurlijk ook de archivaris-historikus zich nooit zal verlochenen.
Mr. Ribberink: Dit zou niet stelling 8a, maar stelling 9a moeten worden. Sinds het
einde van de 19e eeuw gaat de archivaris bij inventarisatie uit van de eigen struk-
tuur van de archieven. Muller wordt internationaal beschouwd als de kodifikator
van deze gedachte. Muller kende in zijn loopbaan zowel het historische element van
de school Bakhuizen van den Brink als, gelijk Panhuysen en Hardenberg aantoon
den, via Dedel en Vermeulen, zijn beide voorgangers de administratie. De voor
schriften voor de inventarisatie van de kapittelarchieven, een zaak van eminent be
lang voor de administratie, dwong tot de vraag: wat is een inventaris? Is het, zoals
bij de school Bakhuizen van den Brink, een regestmatige benadering van de inhoud
van het archief, of is het een weergave van de struktuur van het archief, zoals dit
zich onder invloed van het gebruikte registratuursysteem heeft gevormd.
Evenals wij sinds de Handleiding bij de inventarisatie uitgaan van de authentieke
struktuur van het archief, zo zal men in de zin van de algemene richtlijnen bij de
vernietiging niet uitgaan van het standpunt van 'de heer', noch van dat van 'de
Geschiedenis' doch van de funktie die de administratie in eigen tijd en in eigen ver
band had. Als u dan zegt, wat voor vrijheid heeft men daar dan bij, dan is dat de
zelfde vrijheid, die we hebben ten opzichte van de Handleiding. Een inventaris moet
een helder overzicht geven van de struktuur van het archief, de vernietiging moet er
toe leiden dat alles, wat niet essentiëel is bezien vanuit het kader van het archiefvor
mend orgaan, vernietigd wordt.
Kollega Van Meerendonk zal u er nog op wijzen, en ik vind het prettig hem wat
gras voor de voeten weg te maaien, wat de financiële konsekwenties zijn van het be
waren. Dat is kapitaal.
Wat u zegt, de vrijheid, ach, we moeten de archiefwet uitvoeren.
Dr. Pirenne: Ik neem aan dat een zekere marge aanwezig zou kunnen zijn.
Mr. Ribberink: Dat ben ik volkomen met u eens. Bij iedere uitvoering is het inzicht
van het individu beslissend, dat moet men naar eer en geweten uitvoeren. We zitten
bier bij elkaar om ons inzicht bij te slijpen. Naar mijn gevoel richt uw verzet zich
veel meer tegen stelling 1die voorop is gesteld. We zitten er nu eenmaal mee dat we
met geld van de gemeenschap een wet die de gemeenschap heeft gemaakt moeten
345