Stellingen ook wel even proficiat zeggen tot het nu 20-jarige besluit van 1950, een proficiat dat we kombineren met een bede, een bede om integrale uitvoering. Onze taak, bewaren en toegankelijk houden, onze taak samen op te rukken met de registratuur, heeft onlangs een nieuwe inspiratie, een nieuwe stimulans en een nieuwe nadruk gekregen door het rapport van de staatskommissie Biesheuvel. Wan neer men, zoals deze kommissie, wenst en ik meen dat zowel uit het archivariaat als uit de registratuur in deze wel enige suggesties gekomen zijn dat bij de rijks administratie bij iedere dienst een leeszaaltje komt waar de geïnteresseerde burger in principe in kan zien wat de regeerders over hem bedisselen, dan kan dit enkel aan gepakt worden wanneer de registratuur ernst maakt met de vernietiging en ernst maakt met zijn taak de archieven geïnventariseerd over te dragen. Daarvoor zullen echter archivariaat én registratuur samen moeten zwoegen. Ik zeg: zwoegen. Mijn eerste stelling is geweest: De archivaris is ambtenaar, geen hobbyist. Ik geloof dat het een heel belangrijke stelling is; we zijn ingehuurd om de Archiefwet uit te voe ren. We kunnen dat alleen als ons vak een hobby is, we mogen het alleen niet als hobby beoefenen. Het is een dilemma. Zoiets is er ook als we moeten overnemen: datgene wat we zien komt vaak niet voor overname en blijvende bewaring in aan merking, terwijl dat wat we niet zien, overgenomen moet worden. Zo zit er meer in ons vak. We zouden over het archivariaat kunnen zeggen wat Pirenne, niet de onze, maar de belgische, zei van de geschiedenis: 'Je suis historiën parceque j'aime la vie', een variatie dus op Toynbee's motief: for fun2. De grootmeester Muller haalde in dit verband op het befaamde archief- en bibliotheekcongres van 1910 te Brussel de woorden aan van de leidse hoogleraar Acquoi: 'Onze archieven zijn niet dood, ze leven zolang de man die er mee werkt zelf leeft'. 'Nos archives ne sont pas mortes, ils vivent tant que vivra l'homme qui les consulte'. Staande voor de vloedgolf van papier die wij toegankelijk moeten houden voor administratie, rechtszoekend indi vidu en de wetenschap, kunnen we dit karwei slechts bemeesteren wanneer we als archivarissen en als mensen van de registratuur naast elkaar staan. Dat is de reden dat we hier ook bij elkaar zitten. Ons aller inzicht zal het probleem moeten verdie pen en tot een oplossing moeten brengen. We staan hier in een open discussie, opdat de klant die naar het archief komt, snel en gemakkelijk de stukken kan krijgen met behulp waarvan hij zich kan bezinnen op de eigen plaats in tijd en gemeenschap. We weten niet waar deze tijd naar toe gaat, we weten wel dat als het mogelijk blijft de openbaarheid, zoals de Archiefwet die veronderstelt en aan ons ter uitvoering opdraagt, te realiseren, dat er dan een element van vrijheid, een element van mens ontplooiing in deze maatschappij blijft. Uiteindelijk is de funktie van de archivaris het bemiddelaar zijn tussen heden en verleden, of misschien beter tussen het ver leden, want archivarissen leven tenslotte toch allemaal in het verleden, dat is ons ware element, en het dragen daarvan naar het heden, een uitermate menselijke op gave. Toynbee heeft het eens aldus geformuleerd: 'Deus est mortali iuvare morta- lem'. Misschien mag ik het zo vertalen dat er niets menselijker is dan een ander de helpende hand te reiken. De archivaris reikt de helpende hand aan de burger wan- 2 Tijdschrift voor Geschiedenis, 1970. 2, p. 161, 326. neer deze in het verleden op zoek gaat naar zijn eigen plaats in tijd en gemeenschap. We kunnen dat karwei alleen maar klaren als we dat gezamenlijk doen en als we rigoureus verwerven, een verwerven dat alleen gerealiseerd kan worden door de vernietiging. Ik ben hiermee aan het einde van mijn palaver. U weet dat de archiefstudiedagen worden georganiseerd door de rijksarchiefdienst en de vereniging van archivarissen in Nederland. De bedoeling was dat ik bij het begin van deze bijeenkomst een openingswoordje zou spreken. Men is begonnen met me te berichten dat voor dit openingswoordje een uurtje uitgetrokken was. Toen vroeg men mij om een onderwerp voor dit ope ningswoord. Ik dacht met het motto 'de kern van de zaak' zowel de vernietiging te treffen als het vernietigingsprobleem. Toen kwam de vereniging geeft het niet snel op een verzoek om een resumé te geven. In een 20-tal stellingen is gepoogd decentrale gedachten neer te leggen. Ik sluit hiermee mijn betoog en dank u voor uw aandacht met het verzoek om kri tiek en vragen. Bijlage 1 De archivaris is ambtenaar, geen hobbyist. 2 De archivaris moet de Archiefwet 1962 uitvoeren. 3 De Archiefwet 1962 een soort belegen voorstel Biesheuvel eist, dat archie ven met 50 jaar geschoond en geïnventariseerd in de archiefdepots gedeponeerd en toegankelijk worden gesteld en dat archivarissen en registratoren hiertoe samenwerken. 4 Slechts wie vernietigt kan bewaren. 5 Slechts wie vernietigt kan toegankelijk houden. 6 De archivaris van het ancien régime kon bij inventarisatie en vernietiging uit gaan van het standpunt van zijn heren. 7 De archivaris-historicus van de generatie Bakhuizen van den Brink kon bij in ventarisatie en vernietiging uitgaan van het standpunt van de geschiedkunde. 8 Geschiedenis als geestelijke vorm, waarin een cultuur zich rekenschap geeft van haar verleden (Huizinga) is tijd- en persoongebonden. 9 Sinds het einde van de 19e eeuw gaat de archivaris bij inventarisatie uit van de eigen structuur van de archieven. 10 Bij de vernietiging moet worden uitgegaan van de eigen plaats van het archief vormend orgaan in het geheel van het bestel. 11 De eigen plaats van het archiefvormend orgaan dient zo objectief mogelijk te worden vastgesteld. 12 De beleidsadministratie, die het archief produceerde, kent als geen ander de (administratieve)1 waarde en het verband van de stukken. 13 De registrator, die het archief beheert, overziet de waarde van het onderdeel in het geheel van de administratie. 1 Zie de diskussie op blz. 405-406. 342 343

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1970 | | pagina 5