Rondkijkend naar richtlijnen voor algemene richtlijnen leverden Namen en Florence niet veel meer dan doodlopende paden. Gelukkig boden de duitse kollega's soulaas. Hun 35e duitse archiefdag, gehouden in Koblenz in september 1957, leverde waar devolle suggesties. U vindt de résumés van de betogen in Der Archivar, 10, 1957. Benaderingen waarvoor nu in Nederland in het kader van de algemene richtlijnen suggesties zijn gedaan, vindt men daar gesuggereerd. Rohr, plaatsvervangend direkteur van het Bundesarchiv Koblenz en prof Santé, Staatsarchivdirektor van Wiesbaden (hun uitgestrekte betogen staan in het Archi valische Zeitschrift 1958) stelden een benaderwijze voor die ook voor ons bruikbaar is. Duitsland kende bovendien al lang algemene richtlijnen. 'Leitsatze' voor de ver nietiging werden rond 1900 bij het geheim Staatsarchiv te Berlijn opgesteld en zijn nadien door Meisner uitgewerkt. Deze richtlijnen zijn niet oninteresant. Terecht wordt er in gesteld dat de beslissing om stukken voorlopig te bewaren, vaak leidt tot het ten onrechte blijvend bewaren van het materiaal. Men moet zijn beslissing defi nitief maken. Zo nodig besluit men tot het vernietigen na 10, 20, 30 of 40 jaar. Als men echter gaat zeggen 'we bekijken het later nog wel eens' dan bouwt men aan een verstopt pakhuis. De berlijnse regel: geen materiaal vernietigen van vóór 1600 leek overigens niet erg praktisch, evenmin als het bewaren van stukken betreffende aan spraken op onroerend goed. Het waren suggesties die overwogen moesten worden, maar die toch niet konden worden verwerkt. Een heel praktische pplossing geven de algemene richtlijnen, die in Hongarije in gebruik waren. Daar was één regel: Niets van vóór 1867 mag worden vernietigd; met als aanvulling: de vernietigingsploeg krijgt 40 van de opbrengst van het vernietigde papier. De rigoreuze aanpak van de vernietiging in Hongarije zal niets te wensen overgelaten hebben. Rohr en Santé kwamen tot de konklusie dat men bij de selektie van wat al dan niet vernietigd moet worden, primair het probleem moet leggen bij de archief-produ cerende instanties en dat men per administratie moet bekijken: komt deze admini stratie geheel of ten dele, al dan niet voor overname in aanmerking. U vindt deze gedachten in het concept algemene richtlijnen. Als uitgangspunt werd genomen de taak van het overheidsorgaan, de relatie van de overheidsorganen tot elkaar en het blijvend belang van de stukken. Deze laatste term is door onze vereniging in een bij eenkomst te Amsterdam onder voorzitterchap van dr. Van Hoboken geamendeerd tot: het blijvende belang voor 1) de administratie, 2) de recht- of bewijszoekenden en 3) de wetenschap; onze drie kategorieën klanten. Dit amendement is door de kom missie van de Archiefraad, die de algemene richtlijnen ontwierp, overgenomen. De algemene richtlijnen bevatten nog een andere gedachte, ontleend aan de onver getelijke Sir Hilary Jenkinson: vernietiging is primair een taak van de administratie zelf. De funktionarissen, die het materiaal geproduceerd hebben, beschikken als geen ander over het inzicht in de konkrete waarde van het materiaal. U vindt dit terug als stelling 12 van de twintig 'prikkelpunten', die u zijn toegestuurd. De registrator die het archief beheert, ziet de waarde van het onderdeel in het geheel van de administratie. De archivaris, bemiddelaar tussen heden en verleden, staat buiten de tijd en buiten de administratie. Hij kan de materie in perspektief stellen, Er is een driehoeksverhouding van administratie, registratuur en archivariaat. U be grijpt waarom hiervoor de term driehoeksverhouding gekozen is. Het is om de fan tasie te prikkelen en daarmee het probleem vast te hechten in het geheugen. Deze driehoeksverhouding is gekozen door de heer Van Meerendonk als onderwerp voor zijn lezing 'De driehoeksverhouding als basis voor de legitimiteit'; de legitimiteit namelijk van'ieder vernietigingsvoorstel. Men zou kunnen stellen dat het concept algemene richtlijnen een kombinatie is van de visies van Santé, Rohr en van de brilliante Jenkinson. Jenkinson, die van de archivaris/registrator eist: 'He must preserve as little as possible'. Rohr formuleerde dit als: 'Der Kreis des Materials das einer wirklich dauernden Archivierung würdig ist, kann und muss so eng wie möglich gezogen werden'. De Archiefwet 1962, ik heb het al gezegd, verlangt het samengaan van archivariaat en registratuur. Santé wees er op, dat de 19e eeuwse archivaris-historikus het vernietigingsprobleem in feite onoplosbaar maakte. Deze archivarissen-historici waren verdiept in charters en oorkonden, terwijl bij de administratie zich papiermassa op papiermassa stapel de met de dreiging het gehele archief te verstoppen. Tot de franse revolutie waren de duitse archivarius en registrator nauw verbonden. Ditzelfde gold voor de fendist van het franse acien régime. Deze stond volledig in de rechtswerkelijkhe'd, in de administratieve werkelijkheid. De franse revolutie en de befaamde wet van 1794, brachten een coupure tussen administratie en archivariaat, al is de oprichter en organisator van de Archives Nationales, Camus, als 'avocat du clergé' van oorsprong duidelijk een admin'stratieve figuur. Dit geldt ook voor de nederlandse en belgische ambtsvoorvader, Louis Prosper Gachard. De jurist Gachard. die uit de administratie voortkwam, heeft zich ontwikkeld tot de belangrijkste archivaris-historikus van het midden van de 19e eeuw. Zijn naam is in de geschiedenis van het nederlandse archivariaat blijvend omdat de openbaarheid en de toegankelijkheid van de archieven door hem in 1829 is geïnitieerd. Tn Neder land zijn we sinds de Archiefwet 1962 meer gebonden aan het voorrevalutionaire patroon dan aan het klassieke 19e eeuwse dat desalniettemin een blijvende ver rijking bracht. Uw taak als archivaris, ik heb het al gezegd, bestaat in het uitvoeren van de Archief wet 1962 in samenspel met de registratuur. Houdt dan wel in de gaten dat de regi stratuur, mijnheer Dinkgreve, niet doet wat hij doen moet. Artikel 21 van het Koninklijk Besluit K 425 van 1950 verplicht de registratuur en we vieren nu het twintigjarige bestaan van dat besluit tot het opstellen van lijsten van voor ver nietiging vatbare stukken. Het verplicht de administratie ook tot een regelmatige vernietiging en derhalve tot het kreëeren van een orgaan dat regelmatig vernietigt. Ik weet niet, hoe de situatie is bij de gemeenteadministraties. Misschien horen we ook hoe het bij de provinciale administraties is. Het is in ieder geval beroerd bij menige rijksadministratie. De departementen die twintig jaar na het dwingende KB. K425 in het bezit zijn van een sektie oud-archief voor regelmatige vernietiging en inventarisatie zijn op de vingers van één hand te tellen. Wanneer we nu, in 1970, de studiedagen wijden aan de vernietiging dan mogen we [340] [341]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1970 | | pagina 4