Het aandachtige gehoor van de heer Dinkgreve. ders heeft opgepropt. In dit opzicht heerst er een ontstellend gebrek aan systematiek. De Archivaris is enkele gevallen daargelaten een laatste toevlucht bij verbou wingen. Helaas sta ik in dit opzicht onder geheimhouding anders zou ik u een archi- vistische anekdote over het nieuwe Amsterdamse stadhuis kunnen vertellen. Overi gens een nogal wrang verhaal! Blijft de vraag nog over, is dit een beschrijving van Amsterdamse toestanden of is dit typisch nederlands? Ten eerste dan dit: Amsterdam heeft gekozen voor de funk- tionele organisatievorm. Dat wil zeggen (u kent dit zonder twijfel uit het begin van de toelichting op K.B. K425) dat er één deskundige leiding toezicht houdt op soort gelijke werkzaamheden in dit geval registratuur waar die ook binnen de Ge meente worden verricht, zonder aantasting van de noodzakelijke gezagsverhoudin gen teneinde daardoor zoveel als mogelijk een eenvormige werkwijze en daardoor efficiency te bevorderen. Hier en daar wordt dit overgenomen. Ik denk nu met name aan Utrecht. Voor het overige zijn de diensten en bedrijven in de behandeling van hun post- en archiefzaken volkomen onafhankelijk van de sekretarie. Dat doet zich voor in Haarlem, Zeist, Zaandam, Alkmaar, Hilversum en Amstelveen. Er is plaat selijke samenwerking tussen de registrator van de sekretarie en de registrator van de verschillende diensten en bedrijven, maar toezicht is er niet op en iedereen gaat daar zijn eigen gang. Alleen gebiedt mij te getuigen dat de gemeente Haarlem in een verregaande samen werking met een vooruitstrevende stadsarchivaris bijzonder ver gaat in de vernieti- 366] ging van sekretariearchieven. Voor het overige zijn er geen kenmerkende verschillen met de bovengeschetste methoden. Mijnheer de Voorzitter, ik dien binnen deze bijeenkomst de laatste te zijn om de aanwezigen iets op het hart te binden. Zij zijn inspekteurs of toekomstige inspekteurs en ik ben slechts geïnspekteerde. Desondanks waag ik het, uitgaande van mijn uit gangspunt, te zeggen dat wij werken aan hetzelfde objekt. Welnu, u kent allen art. 5 van de Archiefwet 1962 dat voorschrijft dat archiefbe scheiden welke ouder zijn dan 50 jaar binnen een tijdvak van 10 jaar naar de bij of krachtens de wet aangegeven archiefbewaarplaats worden overgebracht. Nu kent de moderne archiefordening geen jaarcaesuren. Althans niet in beginsel. In beginsel staan alle Hinderwetvergunningen van 1900 tot 2000 op één lange rij en de orde binnen deze kollektiviteit kan verschillend zijn: de één stelt ze topografisch op, een ander op naam, de derde chronologisch. De laatste man geeft u waarschijnlijk de minste problemen. Hij kan immers via de door hem gehanteerde chronologie ge makkelijk 10 jaar Hinderwetvergunningen aan u overdragen. Veel moeilijker wordt het voor de man die ze op naam of op plaats heeft staan. Hij moet 50 of 60 jaar Hinderwet doorzoeken. Gegeven de personeelsbezettingen en het feit dat men de overbrenging veelal als sluitstuk, als stopwerk, beschouwt, komt hier niets van te recht. Derhalve bind ik u op het hart uw bestuurderen er van te overtuigen, dat er periodicering moet plaatsvinden binnen de moderne registraturen. En niet als vrome of minder-vrome wens maar als dwingend voorschrift. Nog sterker: als oaderdeel van de zorg. Er is nog een andere klemmende reden om tot periodicering over te gaan. U weet: een registratuurplan is de systematische opsomming van alle bemoeiingen van een beheerseenheid. Het is een systeem van begrippen dat dient als geraamte van het archief. Ieder archief is volstrekt uniek. Toch is het mogelijk strukturen d.w.z. blijvende netten van relaties te konstrueren, die voor sommige archieven in hoofdzaken hetzelfde zijn. Zo'n registratuurplan is opgebouwd uit de overeenkom sten en verschillen tussen begrippen. Die begrippen worden in termen uitgedrukt en die termen in semantische symbolen. Soms hebben termen en symbolen een langer leven dan het begrip. Nog maar weinig mensen weten wat 'hetwelk doende enz.' onder een verzoekschrift betekent. De term heeft zich gehandhaafd, het begrip is vervaagd. Dertig jaar geleden vroegen filosofen naar de betekenis, thans vragen zij aaar de zin van de dingen. Begrippen veranderen, termen veranderen. Zelfs kan men zich nu reeds afvragen of iedere gemeenschappelijke regeling een vorm van samen werking dan wel een gedwongen kompromis is. Ook dit is een zwaar argument om onze archieven in 10-jaren perioden in te delen. Via deze begripswijzigingen die door de starheid van de termen of van de notatie een stuk geschiedvervalsing kunnen inhouden, wil ik nog eenmaal terugkomen op de geschiedvervalsing. Eén week geleden is de Regeringsnota uitgekomen over de open heid en de openbaarheid. De motiveringen van de overheidsbeslissingen zullen mede ter kennis van geïnteresseerden worden gebracht. Er zullen informatiebureau's wor den gevormd. Ik vrees voor de authenticiteit van onze archieven het ergste. Hele werkdossiers gaan verdwijnen. 367

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1970 | | pagina 17