de vernietiging naar de bewaring. Naar mijn mening terecht, omdat de bedrijfs economische kriteria voor de vernietiging gelegen zijn in de bewaring. Ook de omvang van de huidige archieven dwingt ons op bedrijfseconomische gron den tot grootscheepse vernietiging over te gaan. Het Stadhuis een huurgebouw kostte enkele jaren geleden het zal inmiddels wel weer duurder zijn geworden 325,- per jaar per vierkante meter aan onderhoud, sanitair, verwarming enz. Dit geldt ook voor de vierkante meters die door archiefstukken worden bezet ge houden. Iedere meter die we vrij kunnen maken, kan voor andere doeleinden worden gebruikt. Wie de toestanden op huisvestingsgebied in het Amsterdamse stadhuis kent zal moeten toegeven dat we iedere meter nodig hebben. De heren Van Hoboken, Van der Laan en ikzelf geven les in een vergaderzaal. Deze ruimte heb ik tot mei 1971 besproken. Maar mocht een wethouder onverwacht die ruimte opeisen, dan kan onze les gewoon niet doorgaan tenzij we naar de speakerscorner in het Vondel park verhuizen. Ten slotte nog één prealabele kwestie voor we beginnen aan de werkelijke toestan den. Wij zullen bij de vernietiging hebben te zorgen dat datgene wat wij bewaren, authentiek is voor het overheidsoptreden. Een voorbeeld kan duidelijk maken wat ik bedoel. In verband met verkeersmaatregelen op de Middenweg in Amsterdam-Oost werden de voortuintjes van de woningen onteigend. In talloze gevallen is dit volkomen ge ruisloos verlopen. Er werden minnelijke schikkingen getroffen, de hekken en heggen werden verwijderd en de tuintjes werden trottoir. In één geval het betrof een hoogleraar was er fel verzet. De processen hebben jaren geduurd en al die jaren bleef het professorale voortuintje als een bastion van vastberadenheid naar voren steken. Over deze zaak bestaan drie dossiers, één bij de hoogleraar, één bij zijn advocaat in Beverwijk en één bij de gemeente Amsterdam. Alle met een omvang van circa 10 strekkende centimeter. Wanneer de gemeente Amsterdam nu dit omvangrijke dossier zou bewaren als een soort trofee, omdat we toch gewonnen hebben, dan wel om dat het het sluitstuk van een glanzende carrière van een Amsterdamse ambtenaar is, of omdat het zo dik en 'dus' belangrijk is dan doen wij tekort aan de authentici teit van het archief, als wij niet minstens de vijfentwintig gevallen bewaren waarin de zaak normaal is verlopen. Wij hebben de neiging de curiosa te bewaren en het normale te vernietigen. Volgens mij is dit een ergerlijke vorm van geschiedverval sing. Samenvattend: De kriteria voor het bewaren van archivalia zijn: a Het archief dient in goede en geordende staat te zijn, derhalve moet het worden ontdaan van ballast. b Er moet bewaard worden vanwege de bedrijfseconomische behoefte aan infor matie en wel informatie ex ante, informatie ex post en vanwege de planning, c De omvang van de huidige archieven dwingt ons vanwege ruimtegebrek ons te beperken tot de bewaring van de essentie. 362] d De authentieke weergave van het overheidsgebeuren zal door bewaring tot uit drukking moeten worden gebracht. Dames en heren, het wil mij vóórkomen, dat het de hoogste tijd wordt over te gaan tot de praktijk van het vernietigen. Daarbij heb ik één theoretische onderwerp, n.l. de periodicering, voorlopig bewust buiten beschouwing gelaten. Dit probleem vloeit immers voort uit de praktijk en daarom wacht ik daarmee liever totdat ik die prak tijk heb behandeld. Ik wil daarbij uitgaan van de situatie in de gemeente die ik mag dienen. Daarna wil ik nog ingaan op de situatie zoals ik die ken van nog een aantal andere nederlandse gemeenten. De gemeenteraad van Amsterdam heeft bij zijn besluit van 26 november 1969 be sloten vast te stellen een verordening, regelende de zorg voor de archiefbescheiden van de gemeentelijke organen. Daarbij heeft de gemeenteraad van Amsterdam dui delijk het ontwerp van uw vereniging gevolgd. Artikel 4 van deze verordening luidt: Burgemeester en Wethouders stellen voorschriften vast voor het beheer van respek- tievelijk: a de in de gemeentelijke archiefbewaarplaats berustende bescheiden en, b de archiefbescheiden van de gemeentelijke organen, voor zover deze bescheiden niet naar de archiefbewaarplaatsen zijn overgebracht, een en ander met inachtneming van hetgeen bij of krachtens de Archiefwet 1962 te dier zake is bepaald. Op dit besluit van de Raad zijn B. en W. al 14 jaar eerder te weten in 1956 vooruit gelopen door een besluit Post- en Archiefzaken vast te stellen. Op 19 febru ari 1960 werd dit besluit uitgebreid en op enkele punten herzien. De vernietiging van archivalia in Amsterdam geschiedt dus krachtens deze reeds 14 jaren bestaande regeling. Hoewel er op dit moment gesleuteld wordt aan een nieuwe herziening ten einde de procedure te vereenvoudigen door een delegatie van het aandeel van B. en W. aan de stadsarchivaris zijn de voorschriften van 1960 nog van kracht. Deze voorschriften luiden als volgt: Vernietiging: (1) Het hoofd van een beheerseenheid ontwerpt voor ieder zijner archieven een lijst van voor vernietiging in aanmerking komende stukken, waarbij de uit artikel 5 van de Archiefwet 1918 (St. 378) voortvloeiende 'Lijst houdende opgaaf van voor vernietiging in aanmerking komende stukken in de gemeente-archieven dagtekenen de van na 1850', voor zover toepasselijk, tot richtlijn dient. (2) Eerst bedoelde lijst wordt aan de goedkeuring van de Gemeente-archivaris onderworpen. (3) Burgemeester en Wethouders verrichten het nodige ter verkrijging van de bij artikel 4 van het Koninklijk Besluit van 7 oktober 1919 (St. 596) vereiste machtiging van de Ministers van Binnenlandse Zaken en van Onderwijs, Kunsten en Weten schappen tot vernietiging van op eerstbedoelde lijst vermelde stukken, welke niet zijn vermeld op de sub (1) genoemde 'Lijst houdende opgaaf van voor vernietiging in [363

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1970 | | pagina 15