Praktijk van de vernietiging bij de registratuur
door H. H. M. Dinkgreve, hoofd van het gemeentelijke bureau
voor dokumentatie en registratuur der gemeente Amsterdam
Mijnheer de Voorzitter, Dames en Heren,
Wanneer iemand de uitnodiging aanvaardt om op de studiedagen van archivarissen
te spreken over de praktijk van de vernietiging bij de registratuur, dan moet hij
overtuigd zijn van de zin van dit optreden. Voorzover de inleiding van de Algemeen
Rijksarchivaris u daar nog niet van mocht hebben overtuigd, wil ik gaarna daaraan
een persoonlijk argument toevoegen. Ik
sta namelijk op het standpunt, dat wij
werken aan hetzelfde. Een stuk wordt ar
chiefstuk op het moment dat de postbode
het loslaat en het in onze brievenbus valt,
danwel wanneer onze administratie het
heeft opgemaakt.
Gedurende 50 jaren wordt het archief
door de registratuur beheerd; daarna
wordt het beheer overgenomen door de
archivaris. Wij hebben samen dezelfde
wettelijke verplichting om het archief in
goede en geordende staat te bewaren. De
archiefschool schenkt in de opleiding aan
dacht aan de moderne archiefordening;
de kursussen archiefverzorging doen het
zelfde ten aanzien van de archivistiek en
de archiefwetgeving. Ik ben er zelfs voor
stander van, dat iedere wetenschappelijke
archiefambtenaar verplicht wordt een
De heer H. H. M. Dinkgreve aan stage van minstens een maand te lopen bij
het woord. m0(jem archief en dat ieder hoofd
van een afdeling post- en archiefzaken alsmede iedere tweede man een zelfde ver
plichting krijgt t.a.v. een oud archief. En dit niet als formaliteit zoals het geval van
een student in de economie die bij een stage in een bedrijf een maand in een kelder
werd gestopt om coupons te knippen.
Uiteraard is er ook verschil tussen ons beider werk. In een aantal gevallen mag ons
356
deel van het archief niet ouder zijn dan 50 jaar. Hoewel wij beiden de bedrijfsecono
mische belangen dienen, hebben die toch bij de registratuur een grotere nadruk. Wij
werken aan hetzelfde: het objekt van ons beider handelen is hetzelfde.
Het mag overigens merkwaardig worden genoemd, dat u zich na twee jaren wette
lijke inspektiebevoegdheid toch nog over dit onderwerp wilt laten voorlichten. Ove
rigens is deze laatste opmerking het enige argument dat tegen de zin van mijn op
treden zou kunnen worden ingebracht.
Vooreerst wil ik u deelgenoot maken van mijn verontrusting ten aanzien van een
aantal verschijnselen die met het vraagstuk van de vernietiging samenhangen. Het
zijn: de huidige overheidsbemoeiingen als zodanig, de komplexiteit van de neerslag
daarvan, de gevolgen van het opdringen van de computer, de kopieënlawine en de
gevolgen van een demokratische openheid van de archieven van de administratie. Ik
doel hier duidelijk op het rapport van de kommissie Biesheuvel en de uitwerking
daarvan.
De overheidsbemoeiing van vandaag doet ons leven in een papieren wereld. Bijna
alles wordt geadministreerd, geregistreerd, geverbaliseerd en gekontroleerd. Wilt u
een lading katoen uit een schip lossen, dan is er een vergunning nodig. Wilt u een
fraaie neonreklame op uw gebouw aanbrengen ik ben er van overtuigd, dat u
hiervan minder gruwt dan uw voorgangers van 30 jaar geleden dan komt de
brandweer deze installatie enige malen per jaar kontroleren en maakt iedere keer
rapport op. Voor het bouwen van een schuurtje in uw tuin is een vergunning nodig.
U kunt slechts per auto naar huis, als u uw papieren bij u hebt. Ik kan zo doorgaan;
dit wordt een litanie zonder einde. Het Gemeentearchief van Amsterdam bevat
over de jaren 18121892 dus exact 80 jaren 1.040.002 stukken. Het Gemeente
Energiebedrijf aldaar verwerkt thans per jaar meer dan een miljoen stukken. De
produktie van de Gemeentesekretarie was in 1957 1.400.000 stukken, thans is dat
4 miljoen! Ik noem nu de sekretarie en het G.E.B., doch u dient te weten, dat Am
sterdam daarbij nog 39 andere diensten en bedrijven telt. Deze schaalvergroting ver
ontrust mij.
Daar komt nog bij, dat dit hele overheidsgebeuren steeds komplexer wordt. Het
hoogst onsmakelijke, doch tot op zekere hoogte vredige slapen rond een monument
heeft economische reperkussies. Zolang de overheid niets doet, bloeit het tourisme.
Zodra de overheid ingrijpt, komen de horecabedrijven met klachten. Zorgt de over
heid voor overnachtingsmogelijkheden voor jongeren, dan klagen de jeugdhotels.
De economie schreeuwt om industrie, de milieuhygiëne moet dit afwijzen. Als men
de verslagen van de hearings (hoorzittingen zegt men puristisch) leest, weet men pas
goed hoeveel belangen met elkaar in strijd zijn, dan wel elkaar beïnvloeden. Deze
komplexiteit stelt enorme eisen aan de registratuur.
Als u mijn uitgangspunt aanvaard hebt, dat het objekt van ons beider handelen
hetzelfde is, dan beseft u, dat wij, registratoren, nog groter verantwoording hebben
ten aanzien van de authenticiteit van de schriftelijke neerslag van dit gebeuren dan u.
Ik citeer nu met grote nadruk prof. Kwant, filosoof in Utrecht: Het is de mens niet
gegeven zijn eigen tijd te overzien. Mocht u aan deze stelling twijfelen, wilt u dan
[357]