organismen te hebben gelezen of doorbladerd, werden tenslotte 100 dossiers weer
houden. Onder die 100 dossiers worden er twee integraal bewaard, nl. van de Union
Cotonnière en van Cockerill-Ougrée (ieder van die maatschappijen met de ingevolge
opeenvolgende fusies geannexeerde bedrijven). Voor de 98 andere dienen de eerste
drie jaren (1945, 46 en 47) in het rijksarchief te worden gestort, evenals de jaren
1957 en 1967. De volgende neerleggingen zullen die zijn van de jaren 1977, 1987,
etc.
Mejuffrouw Van Derveeghde, die zeer veel tijd aan dit selektiewerk heeft besteed,
meent er in geslaagd te zijn geografisch, kwalitatief, kwantitatief en professioneel de
verschillende aspekten van een tranche van het nationale economische leven toegan
kelijk te hebben gemaakt voor de toekomstige vorsers.
Tenslotte nog iets in verband met partikuliere archieven. In het Nederlands Archie
venblad las ik, dat tijdens de vergadering van de leden van de Vereniging van Archi
varissen in Nederland, welke plaats greep op 27 november 1969, dr. Van Hoboken
een door prof. Brugmans opgeworpen vraag over de opportuniteit van het opstellen
van vernietigingslijsten voor partikuliere archieven ter sprake heeft gebracht.
Op die vraag werd om verschillende redenen over de gehele lijn negatief geadvi
seerd. Wellicht te radikaal. Immers, de noodzaak van massale vernietiging vóór de
opname aan de hand van lijsten kan zich voor privé-archieven opdringen. Dit is in
België nu het geval voor de archieven van de kolenmijnen. Sinds het uitbreken van
de krisis in de kolensektor, die nog lang zal naslepen, sluit de ene mijn na de andere
haar deuren. Tussen 1952 en 1962 kwamen de archieven van de mijn van Grand-
Hornu in het rijksarchief te Bergen terecht, een buitenkans. Dit fonds werd vlug ge
ïnventariseerd door de heer Watelet. De inventaris is gepubliceerd. Er werd blijk
baar weinig vernietigd. Voor het ogenblik zijn er een ganse reeks direkties van mij
nen in likwidatie, die bereid zijn hun archieven aan het rijksarchief af te staan. Er
valt natuurlijk niet te denken aan een globale overname. Mijn medewerkster me
vrouw Douxchamps heeft het probleem ter hand genomen: zij heeft aldus het ar
chief van een mijn grondig onderzocht, de bindingen van de mijnen met de admini
stratie nagegaan, de officiële publikaties geraadpleegd, om te komen tot een lijst die
kan worden gebruikt bij de selektie vóór de overname van een archief van een
kolenmijn.
Om te besluiten mag worden gezegd, dat de belgische archiefwet en het archiefbe-
sluit het probleem van de vernietiging praktisch totaal hebben verwaarloosd. Alles
wordt aan het rijksarchief overgelaten, dat daarbij niet immer kan rekenen op de
aktieve en toch absoluut noodzakelijke kollaboratie van de administratie, wijl deze
er niet toe verplicht is.
Met de selektie en het opstellen van vernietigingslijsten bevinden wij ons nog in het
stadium van het experimenteren. De waardebepaling van veel archieven geeft aan
leiding tot diskussie, tot twijfel, tot besluiteloosheid. Ik vraag me tenslotte af of de
huidige archivaris, wegens de tekorten in zijn vorming, wel genoeg gewapend is om
het probleem van de vernietiging op bevredigende wijze op te lossen. Naar mijn me
ning wordt het hoog tijd om over een korps van echte kontemporaneïsten te beschik
ken. Ik vrees echter, dat dit nog lang een wens zal blijven.
354]
Diskussie
Mr. Ribberink dankt kollega Wyffels heel hartelijk voor zijn inleiding. Hij gelooft
dat het een gelukkig feit zou zijn, indien Nederland met België zou kunnen samen
werken op het gebied van de opleiding. Omdat deze landen veel gemeen hebben,
zouden er vanuit een gemeenschappelijke bezinning oplossingen kunnen voort
vloeien. Hij voegt er de vraag aan toe hoe de toestand is bij de belgische gemeente
archieven.
Dr. Wyffels: De archivaris van Brugge is autodidakt. Geschoolde archivarissen zijn
erin Antwerpen, Brussel, Gent en Mechelen. U zult wel horen spreken over bijvoor
beeld een archivaris van de stad Oudenaarde of Aalst, die of wel historisch belang
rijk archief hebben of wel grote steden zijn, maar dat zijn mensen die archivaris zijn
in de rand van een andere bedrijvigheid (bijv. een bibliothekaris die van de stad
opdracht heeft gekregen ook voor het archief te zorgen).
Mr. Ribberink: In Nederland is dat geheel anders. De rijksarchiefdienst kan in de
vele diskussies met het departement de wijze waarop menig gemeentearchief dankzij
efficiënte gebouwen en voldoende personeel de archiefwet realiseert, aan het Rijk
ten voorbeeld stellen. Terugkomend op de mijnen: Er wordt naar gestreefd om de
archieven van de (staats- of partikuliere) mijnen, die hun funktie beëindigen, over te
dragen aan de daarvoor in aanmerking komende archiefbewaarplaatsen. Het Rijks
archief in Limburg heeft onlangs het zeer belangrijke archief van de Domaniale
mijnen, die al in de middeleeuwen met hun aktiviteiten begonnen, weten te verwer
ven. In dit verband is het misschien wel interessant op te merken, dat de Vereniging
Nederlands Economisch Historisch Archief zich heeft ingezet voor het behoud en
de zorg van historisch belangrijke bedrijfsarchieven. Hiertoe werd zij door de over
heid voor 95 gesubsidieerd. Onlangs is besloten, dat deze vereniging als research
instituut zal blijven bestaan. De archieven zullen echter worden overgedragen aan
de daarvoor in aanmerking komende openbare archiefbewaarplaatsen (d.w.z. be
drijven van lokale betekenis aan gemeentearchieven, van regionale betekenis aan
rijksarchieven).
Drs. Renting vraagt of in België andere partikuliere archieven, zoals die van fami
lies of kerken, partikulier eigendom blijven na de overdracht of in eigendom worden
overgedragen. Dit in verband met de mogelijkheden tot vernietiging.
Dr. Wyffels: Familiearchieven kunnen geschonken worden, maar meestal worden
ze in depot gegeven, waarbij een kontrakt met onze wensen en die van de deposant
wordt opgesteld. Indien het gaat om een omvangrijk archief, kan in het kontrakt uit
gedrukt worden, dat nutteloze stukken vernietigd mogen worden. De kerkarchieven
zijn niet partikulier. maar archieven van een openbare instelling. Ze zijn onver
vreemdbaar en blijven eigendom van de kerkfabriek na neerlegging in het rijksar
chief. Zonder toestemming van de kerkfabriek mag hieruit niet vernietigd worden.
Drs. Renting stelt vast, dat in Nederland eenzelfde soort situatie t.a.v. kerkarchie
ven bestaat.
[355]