opgenomen bij dit artikel, dat in de aloude taal der geleerden eindigt met de woorden: Dormientibus - lux aeternitatis, Viventibus - lumen solis. K. Arlamowski gaat in op de vraag of men bij de benaming van slechts fragmen tarisch bewaard gebleven archieven moet letten op de hoeveelheid der stukken of op het belang van de inhoud ervan. C. Ohryzko-Wlodarska is in afwijking van St. Nawrocki in Archeion XLVI1 van mening, dat archiefstukken met Duitse of Russische opschriften moeten worden beschreven in Poolse vertaling, waarna de oorspronkelijke omschrijving tussen haakjes volgt. St. Nawrocki behandelt het ordenen van de overheidsarchieven uit de periode 1945-1950, toen de Poolse bu reaus en diensten administratief nog maar moeilijk na de oorlog weer op gang kwamen. Naar aanleiding van het artikel van tM. Bandurka in Archeion XLVIII over de organisatie der werkzaamheden van districtsarchieven ontstond een discussie over de fundamentele taak van deze archieven, de wetenschappelijke hulpmiddelen daarbij en de eventuele inspectie bij archiefvormende instellingen, die gevoerd werd door E. Skalinska-Dindorfowa, B. Czajecka, Z. Raczka en J. Grzybek. M. Kosman behandelt de in het Latijn gestelde oorkonden van vorst Witold van Litauen (1392-1430), die in hun vormgeving werden beïnvloed door de stijl van de kanselarij der Poolse koningin in Krakau. M. Stankowa beschrijft en analy seert de landboeken van Lublin uit de 15e eeuw in een met vijf foto's verduidelijkt artikel. Prof. K. Gorski toont aan, dat het Latijnse schrift in Polen geen eigen karakter had, maar achtereenvolgens de invloed onderging van het humanisten schrift (eerste helft 16e eeuw), het Italiaanse kanselarij type (midden 16e tot mid den 17e eeuw), het Franse schrift (2e helft 17e eeuw en 18e eeuw), dit laatste al dan niet beïnvloed door de Engelse manier van schrijven. Uiteraard heeft de auteur zijn betoog geïllustreerd met de reproducties van een aantal documenten (vijf). B. Woszcynski beschrijft het in de archieven aanwezige materiaal over de staats greep van Jozef Pilsudski in mei 1926. Een drietal stukken uit die woelige dagen, thans berustende in het Centrale Militaire Archief te Warschau, is bij het artikel gereproduceerd. B. Turon besteedt aandacht aan de werkzaamheden op archief- gebied van professor Karol Maleczynski (1897-1968), een der weinige hoogleraren, die bij zijn studenten bijzondere waarde hechtte aan kennis van de inhoud en de methode van raadpleging van archieven. J. Zaborowska behandelt de organisatie van de kanselarij van de gouverneur van Warschau in de periode 1866-1917 en het archief dat van deze Russische instelling bewaard bleef. J. Jensz, lang verbonden aan het archief van Letland in Riga, geeft een overzicht van hetgeen in dat archief van belang is voor de Poolse geschiedenis. T. Zielinska vergelijkt de na-oorlogse Duitse theorie en praktijk aangaande particuliere archie ven met de opvattingen en toepassingen op dat gebied in Polen. A. Tomczak ont werpt een schema voor een Poolse archief bibliografie. M. Brzozowska-Jablonska Gerefereerd in Ned. Archievenblad 1967, blz. 240. [322] geeft een overzicht van de voornaamste recente Italiaanse, Engelse, Amerikaanse en Russische literatuur over de conservering van oude archieven. Archiefkroniek, waarin Irena Kaberdowa verslag doet van het archiefcongres in Madrid en een foto is opgenomen van het afscheid van professor M. Friedberg te Krakau; boekbesprekingen; overzicht van buitenlandse archieftijdschriften, waarin de jaargang 1967 van het Nederlands Archievenblad besproken wordt door P. Biernat, besluiten met de necrologie met portret van R. Morcinek (1902-1968) deze aflevering. J. H. v. d. HO. Southeast Asian Archives, the Journal of the Southeast Asian Regional Branch of the International Council on Archives, aflevering 2 van juli 1969, is gewijd aan de te Kuala Lumpur van 5 tot 10 augustus 1968 gehouden conferentie over Azia tische Geschiedenis. Daardoor is een gids ontstaan van het archiefmateriaal dat op deze gebieden betrekking heeft in de National Archives of India, in Chinese geschiedbronnen, in het Public Record Office in Londen, in de India Office Library and Records en in de London Records of the East India Company, in Russische archieven, in het Algemeen Rijksarchief in 's-Gravenhage i.h.b. wat de betrekkingen met de Philippijnen betreft1, in de Lilly Library of Indiana Univer sity, in Spaanse archieven en biblotheken, in Birma, in Vietnam en in Maleisië. J. H. v. d. HO. Archivm.it teilungen XIX 1969. Ook al staat het archiefwezen in de DDR in dienst van het marxistische leninisme met als een van de voornaamste doeleinden het militaire imperialisme in West-Duitsland te 'entlarven', toch zijn de problemen veelal dezelfde als in de vrije wereld. Zo wordt in deze jaargang veel aandacht besteed aan het vernietigingsvraagstuk. Men legt in de DDR echter de nadruk op de bewaring en spreekt daarom van 'Informationsbewertung'. In zijn artikel over de Stand der Informationsbewertung in kapitalistischen Landern komt Hans- Jcachim Schreckenbach tot de conclusie, dat in de bedoelde landen een uniform systeem van deze 'Bewertung' dat alle gebieden van de maatschappij omvat ont breekt. Dit kan ook niet anders wegens de daar bestaande eigendomsverhoudin gen. De oplossing van het vraagstuk is daarom alleen mogelijk in een socialistische maatschappij. Inderdaad is in een totalitaire staat de invloed van de staat op het openbare leven veel groter dan bij ons en zijn bijv. alle bedrijfsarchieven staats archieven. Ook andere artikelen behandelen het vernietigingsvraagstuk. Interes sant is de bijdrage van Botho Brachmann, Zum System der Informationsbewertung in der Deutschen Demokratischen Republik. De schrijver wijst erop, dat naar ver- 1 De desbetreffende bijdrage van M. P. H. Roessingh is een uittreksel uit een bijdrage van zijn hand in de door de Universiteit van de Philippijnen uitgegeven Asian Studies van augustus 1967. 323

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1970 | | pagina 34